Werkstuk: Controleer het werkstuk vóór het werkproces op
- vreemde insluitsels
- knopen
- verdraaiingen
en andere onregelmatigheden.
Toestand van de machine: Controleer de machine minstens één keer per dienst op uiterlijk zichtbare schade
en defecten! Veranderingen die zijn opgetreden (ook in het bedieningsgedrag) moeten onmiddellijk aan het
verantwoordelijke kantoor of de verantwoordelijke persoon worden gemeld! Indien nodig de machine on-
middellijk stopzetten en beveiligen!
Afzuigsysteem: De machine moet worden aangesloten op een effectief afzuigsysteem, dit vereist een
stroomsnelheid van minstens 20 m/s voor droge spaanders en 28 m/s voor vochtige spaanders (vocht 18%
of meer).
Werkruimte: Een obstakelvrij werkgebied rond de machine is essentieel voor een veilige werking. De vloer
moet vlak en goed onderhouden zijn en vrij van rommel zoals spanen en afgezaagde werkstukken.
Zaagzone tijdens gebruik: Probeer nooit splinters, spaanders of andere onderdelen uit het zaaggedeelte te
verwijderen terwijl de machine draait! Verwijder splinters en spaanders nooit met de hand!
Speciaal hulpmiddel: Voor bepaalde werkfasen en bewerkingen is het nodig om speciale hulpmiddelen te
gebruiken voor de werkstukgeleiding. Deze speciale hulpmiddelen zijn onder andere een tafelaanslag, duw-
blok, duwstok en steunhoek.
• Wanneer u rechtopstaande werkstukken zaagt, beveilig deze dan tegen kantelen, z. bijv. door middel
van een hoeksteun, tafelaanslag, duwblock.
• Beveilig ronde werkstukken tegen verdraaien met een wig of iets dergelijks.
• Gebruik voor zeer korte of smalle werkstukken een geschikt hulpmiddel om te duwen.
• Zorg bij lange of brede werkstukken voor een goede ondersteuning van het werkstuk,
bijvoorbeeld door een tafelverbreding of tafelverlenging.
• Bewerk geen vervormde werkstukken die niet goed op de machinetafel kunnen rusten.
Werkonderbrekingen: Schakel de machine ook tijdens korte werkonderbrekingen uit! Laat de machine
nooit onbeheerd achter!
Beëindiging van het werk: Maak de zaagbladspanning los en voorzie de machine van een waarschuwings-
bord. Laat de zaagbladbescherming zakken tot tafelhoogte.
De machine verlaten: Voordat u de lintzaag verlaat, schakelt u de hoofdschakelaar uit en wacht u tot deze
tot stilstand is gekomen. Laat de machine nooit onbeheerd en onbeveiligd achter.
Gedrag bij zaagbladbreuk: Wacht tot alle lintzaagwielen volledig tot stilstand zijn gekomen voordat u ver-
dere actie onderneemt. Alleen het onderste wiel heeft een rem!
5.2.3 Speciale werkzaamheden in het kader van onderhoudswerkzaamheden en probleem-
oplossing in de workflow
Neem de in de gebruiksaanwijzing voorgeschreven onderhouds- en inspectiewerkzaamheden in acht!
Deze werkzaamheden, evenals alle andere reparatiewerkzaamheden, mogen alleen door gekwalificeerd
personeel worden uitgevoerd!
Bij alle werkzaamheden in verband met de bediening, productieaanpassing, ombouw of instelling van de
machine en haar veiligheidsuitrusting, alsmede bij onderhoud en reparatie de in- en uitschakelprocedures
volgens de gebruiksaanwijzing en de instructies voor onderhoudswerkzaamheden in acht nemen!
Beveilig de machine tegen onverwacht opnieuw opstarten tijdens onderhouds- en reparatiewerkzaamhe-
den → Vergrendel de hoofdschakelaar met een hangslot!
Draai schroefverbindingen die bij onderhouds- en reparatiewerkzaamheden zijn losgemaakt altijd vast!
Als het nodig is om veiligheidsvoorzieningen te demonteren tijdens opbouw, onderhoud en reparatie, moe-
ten de veiligheidsvoorzieningen onmiddellijk na voltooiing van de onderhouds- en reparatiewerkzaamhe-
den weer worden gemonteerd en gecontroleerd!
Zorgen voor een veilige en milieuvriendelijke verwijdering van bedrijfs- en hulpstoffen (bv. oliën) en vervan-
gingsonderdelen (elektronische componenten). Zie hoofdstuk 18 "Ontmanteling en sloop".
BA_PH_3V_NL_35-23.docx
20