De bovengenoemde waarden hebben betrekking op gebouwen die nog niet
aan de eisen van de verordening m.b.t. warme-isolatie uit 1977 voldoen
en zijn ook daarvoor een vereenvoudiging, die maximaal voor kamers tot
200 m³ geldt. Al bij ruimten vanaf 200 m³ raadde de norm DIN 18893
een berekening conform DIN 4701 aan. Tegenwoordig wordt de voorkeur
gegeven aan een schatting volgens TR-OL of met name een berekening
conform DIN 1283.
6.7 VERWARMEN IN DE OVERGANGSTIJD / ON-GUN-
STIGE WEERSOMSTANDIGHEDEN
In de overgangstijd, d.w.z. bij buitentemperaturen boven ca. 15 °C, of bij
ongunstige omstandigheden (valwinden enz.) kunnen bij plotselinge tempe-
ratuurstijgingen storingen in de trek van de schoorsteen ontstaan, waardoor
de rookgassen niet volledig worden afgezogen. De stookplaats moet dan
met een geringe hoeveelheid brandstof worden gevuld en met de luchtschuif
in geopende positie worden gebruikt. Hierdoor zal de aanwezige brandstof
sneller (met meer vlamontwikkeling) opbranden. De trek van de schoorsteen
kan hierdoor stabiliseren. Om te voorkomen dat er weerstanden in de gloed
ontstaan, moet de as vaker voorzichtig worden opgerakeld. Nadat de trek
weer is gestabiliseerd, kan de luchttoevoer weer iets worden verminderd
(ongeveer in de middenpositie).
6.8 BRANDSTOF
Hout maakt geen schulden bij de natuur. De Duitse stichting 'Wald in Not'
(bos in nood) heeft dit in een informatieve brochure als volgt geformuleerd:
„Hout is opgeslagen zonne-energie. Hout wordt in onze bossen duurzaam
geproduceerd uit zonne-energie, kooldioxide, water en de daarin opgeloste
voedingsstoffen. Verwarming door middel van hout is verwarmen volgens
een natuurlijke kringloop. De kooldioxide die door verbranding vrijkomt,
wordt met zonne-energie door de groei van bomen in onze bossen weer
opgeslagen in nieuw hout. Dit hout is dan opnieuw als grondstof beschik-
baar (zie ook onder www.wald-in-not.de).
Kachels mogen alleen worden gebruikt met brandstoffen die voldoen aan
de 1e BlmSchV. Voor de houtkachel mogen alleen houtblokken (aanbevolen
percentage resterend vocht 20% of minder) of houtbriketten overeenkom-
stig DIN 51731 worden gebruikt. Overigens: een meetapparaat om het
vochtgehalte van haardhout te meten, kost niet veel en rendeert snel.
Andere brandstoffen mogen niet worden gebruikt! Niet geoorloofd is daarom
ook het verbranden van:
• gelakt of met kunststof gecoat hout
• hout dat met conserveringsmiddelen is behandeld
• hout dat van europallets afkomstig is
• afval, huisvuil, oude kleding
• papier, papierbriketten, karton
• kool, koolbriketten, bruinkool
• vochtig hout (meer dan 25% resterend vocht)
• kunststoffen/schuimstoffen van welke soort dan ook
• vaste of vloeibare stoffen, anders dan hout
Het is verboden om deze en andere niet geschikte materialen te verbranden
in uw kachel. Bij het verbranden van andere materialen dan de toegestane
brandstoffen, haardhout of houtbriketten volgens DIN 51713 kunnen er
schadelijke gassen ontstaan, kan het verbrandingsproces gestoord worden
en kunnen er ontploffingen ontstaan.
Als de houtkachel met niet-goedgekeurde brandstoffen wordt gebruikt,
komt de garantie te vervallen!
Gebruik voor het aanmaken kleine stukken hout. Gebruik als brandhout
alleen gekloofd hout, dat op de dikste plaats niet dikker is dan ca. 8 cm. De
optimale lengte bedraagt ca. 20 cm. Voeg bij langdurig stoken nooit teveel
hout toe, maar leg liever vaker kleine hoeveelheden op het vuur.
NL 16
6.9 CO
- NEUTRALITEIT
2
Hout geeft slechts zoveel kooldioxide af als het eerder als boom uit de lucht
heeft gehaald en gebonden. Het maakt daarbij niet uit of het hout verbrandt
of in het bos verrot – de hoeveelheid kooldioxide die wordt afgegeven blijft
constant, er ontstaat een gesloten, natuurlijke koolstofkringloop.
Feit: door de verbranding van hout blijft de natuur in evenwicht. Duitsland
heeft een wettelijk geregeld, duurzaam bosbouwbeleid. Deze verplichting
heeft tot gevolg dat de hoeveelheid hout stijgt, zodat niet meer hout wordt
verbruikt dan er bijgroeit.
6.9.1 HOUTOPSLAG
Meestal wordt geadviseerd om brandhout ca. 2-3 jaar vochtvrij en goed
geventileerd te laten liggen (bijv. onder een afdak aan een zijde die niet aan
het weer is blootgesteld). Bij een optimale opslag wordt aanzienlijk sneller
een vochtgehalte van <25% bereikt.
Daarom moet u uw brandhout in gekliefde staat opslaan, omdat de bast
voorkomt dat het vocht weg kan. Voor een goede ventilatie moet u tussen de
houtblokken een handbreed afstand laten, zodat de lucht goed kan circule-
ren en het zo ontsnappende vocht door de lucht wordt meegenomen. Onder
de houtstapel moet een afstand tot de grond van ca. 20-30 cm worden
aangehouden. De opname van nieuw vocht door neerslag (bijv. regen of
sneeuw) moet voorkomen worden. Het opslaan van hout in garages, onder
plasticfolie of in slecht geventileerde kelders wordt niet aangeraden, omdat
het vocht in het hout op die manier slecht kan ontsnappen.
6.10 UW BIJDRAGE A AN MILIEUBESCHERMING
Of uw houtkachel milieuvriendelijk brandt, hangt vooral af van de bediening
en de brandstoffen. De volgende informatie zou u moeten helpen om uw
kachel op milieuvriendelijke wijze te gebruiken:
• Gebruik indien mogelijk geen hout dat hars bevat (spar, pijnboom, den).
Bij deze houtsoorten zal zich meer roetaanslag op de ruit van uw kachel
vormen en komen er meer vonken voor. Gebruik daarom om veiligheids-
redenen alleen loofbomenhout (berk, beuk, eik, fruitbomen).
• Pas de houthoeveelheid aan de behoefte naar warmte aan.
U kunt als volgt controleren of er in uw kachel een schone verbranding met
weinig schadelijke stoffen plaatsvindt:
• De as moet wit zijn. Een donkere kleur duidt op houtskoolresten en een
onvolledige verbranding.
• De rookgassen bij de schoorsteen moeten zo onzichtbaar mogelijk zijn
in de aanmaakfase (hoe onzichtbaarder de rookgassen, des te beter is
de verbranding).
• De bekleding van de verbrandingskamer in uw kachel moet na het bran-
den licht en niet vol roet zijn.
Opmerking: de houtkachel mag niet als afvalverbrandingsoven worden
gebruikt! Verder gaat het om een tijdelijke stookinstallatie. Een permanent
gebruik is niet toegestaan!
7. REINIGING EN ONDERHOUD
De kachel mag alleen in koude staat worden gereinigd. Bedenk dat de
plaats rond de kachel en de kleding die u draagt door het schoonmaken
vies kunnen worden. Wij raden aan om het gedeelte rondom de opening
van de verbrandingskamer met folie of een doek te beschermen tegen vuil
en om werkkleding te dragen. Na het reinigen moeten alle gedemonteerde
onderdelen weer worden aangebracht.
NL 17
NL