70
71
72
• Haal de klemmen van de pomp.
• Haal het pompdeksel (83) en het
binnendeksel (81) van de pomp af.
• Verwijder het vleugelrad (82), het teflonband
aan de binnenkant en de teflonring.
• Reinig alle afneembare onderdelen met
warm water.
• Plaats de onderdelen in omgekeerde
volgorde terug.
Zorg ervoor dat u de onderdelen in
de juiste volgorde monteert.
81
Monteer het inlaat- en het uitlaatstuk
82
in de juiste positie.
83
84
19.11 Magneetklep watertoevoer
controleren
• Verwijder de achterplaat.
• Steek de netstekker in het stopcontact.
• Steek de teststekker in het apparaat.
• Zet de netschakelaar aan.
• Schuif een stuk papier of een film ca. 1-2 cm
de filminvoer in, zodat de startklep
geactiveerd wordt. Als de reductormotor
loopt, moet ook de magneetklep (17)
geopend zijn.
17
• Controleer de elektrische spanning op de
magneetklep:
op de klep moet 230 VAC of 110 VAC staan
(afhankelijk van het type apparaat). Als er
spanning op de klep staat maar hij
desondanks niet opengaat, reinig de klep
dan of vervang hem zo nodig.
• Als de klep in orde is, controleer dan de
„vlotterschakelaar water", zie punt 19.12.
• Zet de netschakelaar uit, haal de teststekker
uit het apparaat en de netstekker uit het
stopcontact.
• Sluit de waterkraan.
17
• Schroef de waterslang los van de
watertoevoer van het apparaat.
• Reinig het zeefelement (86) en de
doorstroombegrenzer in de
watertoevoeraansluiting.
• Reinig het zeefelement in de waterslang c.q.
het fijnfilter.
86
• Sluit de waterslang (32, afbeelding 5) aan
op het ontwikkelapparaat en de waterkraan.
37