Inhoudsopgave
Advertenties
4
5
6
7.3 Installatie
• Haal alle losse onderdelen uit de
verpakking.
28
• Pak het apparaat aan de zijkant beet en
haal het uit de doos.
• Zet het apparaat neer in de buurt van een
wateraansluiting, een waterafvoer en een
geaarde contactdoos (afstand max. 1,5 m).
• Haal de zijplaten en de slangen uit de harde
schuimverpakking.
• Verwijder de harde schuimverpakking aan
de achterkant en de zijkanten.
Pas op dat de voorplaten en de
X
achterplaat niet uit de verpakking
vallen.
• Stel de voetjes met de meegeleverde sleutel
29
zo in dat het apparaat horizontaal komt te
staan (controleer dit met een waterpas).
8. INSTALLATIE
31
8.1 Wateraansluiting
32
• Controleer of er helder water uit de
waterkraan komt.
• Omdat de waterkwaliteit van regio tot regio
sterk uiteenloopt, moet er tussen de
waterkraan en de waterslang een fijnfilter
(33) gemonteerd worden.
Het fijnfilter beschermt de
doorstroombegrenzer in de waterklep
van het apparaat.
32
• Lees voordat u een fijnfilter inbouwt, de
desbetreffende gebruiksinstructies van de
fabrikant en houd u hieraan.
• Zorg ervoor dat u het filter in de juiste stand
inbouwt. De richting waarin de pijl wijst, is
de richting waarin het water stroomt.
• Als het fijnfilter wordt gereinigd, wordt de
watertoevoer door een ingebouwde
waterstop onderbroken.
• Sluit de waterkraan.
• Sluit een boogstuk van 90° aan op de
waterkraan. Monteer het fijnfilter (pijl in
doorstroomrichting) en de dubbele nippel.
33
Controleer of zich in de
schroefdraadaansluitstukken van de
waterslang (32) een zeefelement en
twee afdichtingen (31) bevinden.
• Sluit de waterslang aan op de watertoevoer
van het apparaat (schroefdraadaansluitstuk
met zeefelement) en op de dubbele nippel.
11
Advertenties
Inhoudsopgave
