REMMEN
Voor normaal remmen moet u de voor- en
achterremmen beide geleidelijk bedienen terwijl
u terugschakelt om de versnelling aan uw snelheid
aan te passen.
Voor maximaal afremmen dient de gashendel geheel
dichtgedraaid te worden en dienen beide remmen
krachtig te worden bediend.
Belangrijke veiligheidsopmerkingen:
• Met alleen de remhendel of alleen het rempedaal
kunt u niet erg hard remmen.
• Bij extreem hard aantrekken van beide remmen
kunnen de wielen blokkeren, waardoor de
motorfiets minder goed bestuurbaar wordt.
• Waar mogelijk dient u voor een bocht gas terug te
nemen of af te remmen. De gasgreep dichtdraaien
of remmen halverwege de bocht kan leiden tot een
gevaarlijke slip. In een slip wordt de motorfiets
minder goed bestuurbaar.
46
• Bij een rit in de regen, over een nat wegdek of
losse steenslag is de bestuurbaarheid minder en de
remweg langer. Onder dergelijke omstandigheden
dienen al uw handelingen voorzichtig maar
vloeiend te verlopen. Bij snel accelereren, remmen
of draaien kunt u de macht over het stuur
verliezen. In het belang van uw veiligheid dient
u zeer voorzichtig op te trekken, te remmen en
bochten te nemen.
• Bij het afdalen van een lange, steile helling dient u
af te remmen op de motor door terug te schakelen,
met regelmatig onderbroken gebruik van beide
remmen. Bij aanhoudend remmen kunnen de
remmen oververhit raken, waardoor de
remwerking afneemt.