11.7
Oploopinrichting / remsysteem
a
1
Veiligheidsafstand tot de ondergrond
1.
Omkeerinrichting
Een oploopinrichting vormt een bestanddeel van het
remsysteem. Onafhankelijk van het onderhoudsinterval
moet het remsysteem na 1500 km of 6 maanden in een
gespecialiseerde werkplaats worden gecontroleerd door
gekwalificeerd personeel.
De onderste omkeerinrichting van de handremhendel
mag niet op de ondergrond komen – gevaar voor
vervorming en functieverlies van de reminstallatie!
►
Zorg ervoor dat bij het neerzetten van de trekdissel een
bepaalde luchtspleet tussen grond en omkeerinrichting
aanwezig is.
•
Dit kan worden gewaarborgd door middel van een
disselsteun of een steunwiel.
46/56
V 2019/01
Oploopinrichting
H - 103
(a)
Oploopinrichting – smeerpunten
1.
Smeernippels (afdekkapje)
►
Verontreinigde smeernippels
Verontreinigingen kunnen in het lager terechtkomen en tot grote-
re slijtage leiden.
Smeernippels en vetspuit kunnen beschadigd raken.
►
Reinig de smeernippels voor het smeren.
►
Verwijder de afdekkapjes van de smeernippels.
►
Smeer de oploopinrichting met een vetspuit via de 2
smeernippels.
►
Zet de afdekkapjes erop.
1
H - 104
AANWIJZING
Remsysteem
1
2
3
Omkeerinrichting reminstallatie
1.
Lager omkeerinrichting / handremhendel
2.
Lagerpunt veeraccumulator
3.
Lagerpunt remstangenstelsel
►
Verwijder het gebruikte vet zonder resten van de lager
punten.
►
Verwijder verontreinigingen zoals grashalmen, bladeren
of takjes.
►
Reinig de lagers / het veermechanisme met een doek.
►
Smeer indien nodig de lagers van de remstangen (3), van
de omkeerinrichting (1) en van het veermechanisme (2).
Origineel gebruiksaanwijzing
H - 105