3
Voor het rijden
Aanbouwonderdelen
vergrendelen:
3.10
3.11
Basisvoertuig
36
Afb. 14
Douchescheidingswand
Deuren of scheidingswanden (Afb. 14,1) met de aanwezige vergrende-
lingen of bevestigingsmiddelen vergrendelen.
Sneeuwkettingen (speciale uitvoering)
Sneeuwkettingen alleen monteren, als de afstand tussen banden en voer-
tuigcarrosserie ten minste 50 mm bedraagt.
Banden, wielophanging en besturing zijn blootgesteld aan een bijkomende
belasting, als er sneeuwkettingen zijn gemonteerd. Met sneeuwkettingen
langzaam (maximaal 50 km/u) en alleen over straten rijden die volledig met
sneeuw zijn bedekt. Het voertuig kan anders beschadigd worden.
Montagevoorschrift van de producent van de sneeuwkettingen in acht
nemen.
Geen sneeuwkettingen op aluminiumvelgen aanbrengen.
Alleen de juiste sneeuwkettingen gebruiken:
Bandenmaat
215/70 R 15 C
225/27 R 16 C
Het gebruik van sneeuwkettingen is onderworpen aan de bepalingen van de
afzonderlijke landen.
Sneeuwkettingen altijd rond de aandrijfwielen aanbrengen.
De spanning van de sneeuwkettingen controleren na enige meters te
hebben gereden.
Verkeersveiligheid
Regelmatig voor het begin van de rit of iedere 2 weken de bandenspan-
ning controleren. Een verkeerde bandenspanning veroorzaakt overma-
tige slijtage en kan de banden beschadigen of zelfs doen klappen. Het
voertuig kan uit controle raken.
Voor het begin van de rit de checklist doornemen:
Nr.
Controles
1
Alle voertuigpapieren zijn aan boord
2
Banden in reglementaire staat
3
Voertuigverlichting, rem- en achteruitrijlichten functioneren
Maat sneeuwkettingen
230
245
I-Modell - 12/13 - Ausgabe 07/12 - 2223852 - BUE-0051-06NL
Gecon-
troleerd