4. Ingebruikname en bediening
Motor starten
Tijdens het starten en de werk-
W
zaamheden mogen zich geen
personen binnen de gevarenzone be-
vinden.
1. Parkeerrem aantrekken.
2. Versnellings- en aftakasschakel-
stang op '0' zetten.
3. Toerentalhendel (B/37) op 1/2 gas
zetten.
4. Veiligheidshendel (B/31) en koppe-
lingshendel (B/33) in startpositie bren-
gen en vastzetten.
5. Contactsleutel in de startschakelaar
(B/43) steken en naar rechts in positie
'I' draaien.
Oliedruk-controlelampje (B/42) licht
op.
6. Contactsleutel verder naar rechts in
positie 'START' draaien.
Zodra de motor start contactsleutel los-
laten – springt automatisch in positie 'I'
terug.
Is de motor niet aangesprongen en moet
opnieuw gestart worden, dan contact-
sleutel van tevoren in positie '0' terug-
draaien (startherhalingsvergrendeling).
7. Wanneer de motor loopt, toerental-
hendel langzaam in positie 'min' bren-
gen en motor korte tijd warm laten
draaien.
Oliedruk-controlelampje moet uit-
gaan.
De spanningsregelaar kan be-
I
schadigd raken, wanneer de con-
tactsleutel tijdens de werkzaamheden in
positie '0' staat.
Elektrostarter max. 15 seconden bedie-
nen, vervolgens 15 seconden pauzeren.
Uitgave 03.00
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Eenassige tractor 3700
'0'
1/2
'0'
4
35