3. Machine- en bedieningselementen
Afzonderlijke wielberemming
(hulp bij het draaien van de stuurstang)
De eenassige tractor is uitgerust met een linker en een
rechter afzonderlijke wielberemming, om het sturen en
draaien van de machine gemakkelijker te maken.
De bediening gebeurt met hendels (B/39 of B/40).
Draaien naar rechts: hendel (B/40) aantrekken. Daar-
door wordt het rechter wiel afgeremd en de eenassige
tractor draait met ingeschakelde versnelling vooruit naar
rechts.
Draaien naar links: hendel (B/39) aantrekken. Daar-
door wordt het linker wiel afgeremd en de eenassige trac-
tor draait met ingeschakelde versnelling vooruit naar links.
3
Wanneer de stuurstang 180° gedraaid is (front-
W
aanbouwwerktuigen) is de bediening omge-
keerd! (zie afb. M, blz. 31)
Bij het rijden met een aanhanger mag de afzon-
W
derlijke wielrem niet worden gebruikt. De hen-
del voor de afzonderlijke wielberemming moet met
de pen op centrale rem zijn omgesteld.
Centrale rem
Als de eenassige tractor in heuvelachtig terrein moet wor-
den afgeremd of neergezet, moet de gecombineerde cen-
trale parkeerrem worden gebruikt.
Hiertoe met de pen (44) de beide hendels van de afzon-
derlijke wielberemming verbinden.
Centrale rem
Hendel (B/39 en B/40) naar achteren draaien – beide
wielen worden afgeremd.
Bij het loslaten van de hendel zwenkt deze weer in de
uitgangspositie terug – rem is weer los.
Parkeerrem
Hendel (B/39 en B/40) naar achteren over het dode punt
heen draaien. Hendel blijft uit zichzelf staan – beide wie-
len zijn geblokkeerd. Losmaken van de parkeerrem: hen-
del in uitgangspositie terugbrengen – rem is weer los.
22
(optioneel)
Eenassige tractor 3700
Uitgave 03.00