5.2.5 Motorbeveiliging
De pomp heeft geen externe motorbeveiliging nodig. De motor
heeft ingebouwde thermische bescherming om overbelasting en
blokkering tegen te gaan (IEC 34-11, TP 211).
5.2.6 Overspanningsbeveiliging
De pomp is tegen overspanning beveiligd d.m.v. varistors tussen
de fase en 0 en tussen de fase en aarde.
5.2.7 Voedingsspanning en netvoeding
1 x 200-240 V - 10 %/+ 10 %, 50/60 Hz, PE.
De voedingsspanning en -frequentie staan vermeld op het type-
plaatje van de pomp. Zorg ervoor dat de motor geschikt is voor de
aanwezige voedingsspanning.
De aansluitdraden in de klemmenkast moeten zo kort mogelijk
zijn. Uitzondering hierop is de aarddraad, die zo lang dient te zijn
dat deze als laatste de verbinding verbreekt als de kabel door
onachtzaamheid uit de kabeldoorvoerwartel wordt getrokken.
Afb. 3 Netaansluiting
Wartels
Wartels in overeenstemming met EN 50626.
2 x M16 wartel, kabeldiameter ∅4-∅10
•
1 x M20 wartel, kabeldiameter ∅10-∅14
•
•
1 doorslag voor M16 wartel.
Waarschuwing
Als de voedingskabel beschadigd is, dient deze door
gekwalificeerd personeel vervangen te worden.
Netwerktypen
Eén-fase E-pompen kunnen op alle netwerktypen worden aange-
sloten.
Waarschuwing
Sluit nooit één-fase E-pompen aan op een netvoe-
ding met een spanning tussen fase en aarde van
meer dan 250 V.
4
5.2.8 In- en uitschakelen van de pomp
Het aantal in- en uitschakelingen via de netvoeding
Voorzichtig
mag niet meer zijn dan 4 keer per uur.
Wanneer de pomp via de netvoeding wordt ingeschakeld,
zal deze na ca. 5 seconden starten.
Als een hoger aantal in- en uitschakelingen gewenst is,
dient hiervoor de externe aan/uit-ingang te worden gebruikt.
Wanneer de pomp via een externe aan/uit-schakelaar wordt inge-
schakeld, zal deze meteen starten.
5.2.9 Aansluitingen
Verbind klemmen 2 en 3 d.m.v. een korte draad als
N.B.
er geen externe aan/uit-schakelaar is aangesloten.
Als voorzorgsmaatregel dienen de aders van de volgende groepen
aansluitingen over hun gehele lengte d.m.v. dubbele isolatie van
elkaar te worden gescheiden:
Groep 1: Ingangen
N
•
Start/stop, klemmen 2 en 3
PE
•
Digitale ingang, klemmen 1 en 9
L
•
Ingang voor gewenste waarde, klemmen 4, 5, en 6
•
Ingang voor opnemer, klemmen 7 en 8
•
GENIbus, klemmen B, Y en A
Alle ingangen (groep 1) zijn intern gescheiden van de delen die
de netspanning geleiden d.m.v. dubbele isolatie en elektrisch
gescheiden van overige circuits.
Alle regelklemmen worden gevoed door een veilige lage span-
nning (PELV), waardoor er bescherming tegen elektrische
schokken is.
Groep 2: Uitgang (signaalrelais, klemmen NC, C, NO).
De uitgang (groep 2) is elektrisch gescheiden van de overige
circuits. De voeding of de veilige lage spanning kan daardoor
zoals gewenst op de uitgang worden aangesloten.
Groep 3: Netspanning (klemmen N, PE, L).
Groep 4: Communicatiekabel (8-pins stekker) - alleen TPED
De communicatiekabel wordt aangesloten op de kast in groep
4. De kabel zorgt voor communicatie tussen de twee pompen,
of er nou één of twee drukopnemers zijn aangesloten,
zie hoofdstuk
De selectieschakelaar in groep 4 maakt het mogelijk te scha-
kelen tussen de bedrijfsmodi "afwisselend bedrijf" en "standby
bedrijf". Zie de omschrijving in hoofdstuk
bedrijfsmodi - TPED
5.7 Communicatiekabel voor TPED
6.2.1 Aanvullende
pompen.
pompen.