3.2 Dubbelpompen
Dubbelpompen hebben geen externe regelaar nodig.
4. Mechanische installatie
Volg de aanvullende installatieprocedures op pagina
N.B.
32
om aan de UL/cURus eisen te blijven voldoen.
4.1 Motorkoeling
Om een goede koeling van de motor en de elektronica te waarbor-
gen, dienen de volgende maatregelen genomen te worden:
•
Zorg dat er voldoende koelende lucht aanwezig is.
•
Houd de temperatuur van de koelende lucht beneden de 40 °C.
•
Houd de koelribben van de motor en de ventilatorbladen schoon.
4.2 Buitenopstelling
Als de pomp buiten wordt opgesteld, dient de pomp te worden uit-
gerust met een geschikte beschermkap ter voorkoming van con-
densatie op de elektronische componenten. Zie afb. 1.
Afb. 1 Voorbeeld van beschermkap
Verwijder de naar beneden wijzende afvoertule om opbouw van
vocht en water binnenin de motor tegen te gaan.
Verticaal gemonteerde pompen zijn IP55 na verwijdering van de
afvoertule. Het horizontaal monteren van de pomp verandert de
beschermingsklasse naar IP54.
5. Elektrische aansluiting
Zie de volgende pagina's voor een beschrijving van het elektrisch
aansluiten van E-pompen:
5.2 Elektrische aansluiting - één-fase pompen
5.3 Elektrische aansluiting - drie-fase pompen maximaal 7,5 kW
op pagina
6
5.4 Elektrische aansluiting - drie-fase pompen, 11-22 kW
pagina 8.
5.1 Kabelvereisten
5.1.1 Kabeldiameter
Eenfase voeding
2
1,5 mm
/ 12-14 AWG.
Driefasen voeding
2
6-10 mm
/ 10-8 AWG.
5.1.2 Geleiders
Type
Uitsluitend geslagen geleiders van koper.
Maximale temperatuur
Maximale temperatuur voor isolatie geleider: 60 °C (140 °F).
Maximale temperatuur voor buitenmantel kabel: 75 °C (167 °F).
5.2 Elektrische aansluiting - één-fase pompen
5.2.1 Voorbereiding
Voordat u de E-pomp op de netvoeding aansluit, dient u de zaken
die in onderstaande afbeelding vermeld staan in acht te nemen.
N
L
PE
Afb. 2 Op de netvoeding aangesloten pomp met hoofdscha-
op pagina
3
5.2.2 Bescherming tegen elektrische schok - indirect contact
op
De geleiders voor de beschermingsaarde dienen geel/groen (PE)
of geel/groen/blauw (PEN) gekleurd te zijn.
5.2.3 Reservezekeringen
Voor de aanbevolen maten van de zekering, zie hoofdstuk
20.1
Voedingsspanning.
5.2.4 Aanvullende beveiliging
Als de pomp is aangesloten op een elektrische installatie
waarbij een aanvullende beveiliging is toegepast in de vorm
van een aardlekschakelaar (ELCB), moet de aardlekschakelaar
gemarkeerd zijn met het volgende symbool:
Er moet rekening gehouden worden met de totale lekstroom van
alle elektrische apparatuur in de installatie.
De lekstroom van de motor bij normaal bedrijf is te vinden in
hoofdstuk
Bij een ongelijke fasespanning en tijdens het opstarten kan de lek-
stroom hoger zijn dan normaal, waardoor de aardlekschakelaar kan
worden aangesproken.
Waarschuwing
De gebruiker of de installateur is verantwoordelijk voor
het installeren van correcte aarding en bescherming in
overeenstemming met de huidige lokale en nationale
richtlijnen. Alle aansluitwerkzaamheden dienen door
gekwalificeerd personeel te worden uitgevoerd.
Waarschuwing
Maak geen aansluitingen in de klemmenkast van de
pomp tenzij alle voedingsspanning al tenminste 5
minuten is uitgeschakeld.
Houd er bijvoorbeeld rekening mee dat het
signaalrelais op een externe voeding aangesloten
kan zijn en dat deze nog steeds onder spanning kan
staan ondanks dat de netspanning is uitgeschakeld.
Bovenstaande waarschuwing wordt op de klemmen-
kast van de motor aangegeven door dit gele label.
Waarschuwing
De buitenkant van de klemmenkast kan meer dan 70
°C worden als de pomp in bedrijf is.
ELCB
kelaar, reservezekering, aanvullende beveiliging en
beschermingsaarding
Waarschuwing
De pomp dient in overeenstemming met de nationale
regelgeving geaard te worden en te worden
beschermd tegen indirect contact.
ELCB
20.3
Lekstroom.
N
PE
L
3