Bij gasconversie moet de bijbehorende sticker op
de daarvoor bestemde plaats in het toestel wor-
den geplakt. Hierop moet worden aangegeven
welke gassoort wordt toegepast, en dat parameter
P4BD is aangepast.
(In de afbeelding is 'propaan' en 'P4BD = 1' aan-
gekruist).
11.1.6
S
OFT START
Startparameters kunnen aangepast worden, wanneer de ketel luidruchtig, of anderszins moeilijk start. Dit wordt be-
reikt door de ventilator minder snel op toeren te laten komen. Twee instellingen zijn hiervoor beschikbaar
(I en II).
P4 BE
Soft start (0=normaal, 1=gereduceerde ventilator opstartsnelheid (I), 2=gereduceerde ventilator
opstartsnelheid (II)) (display D9).
0 =
normale start
1 =
gereduceerde ventilator opstartsnelheid I
2 =
gereduceerde ventilator opstartsnelheid II
11.1.7
P
OMPAANSLUITING
Bij gebruik van een 'Electronic Commutation'-pomp met aparte ingang voor sturing, bepaalt deze parameter welke
uitgang de pomp aanstuurt.
P5 BN
Pompaansluiting
(0=modulerend, 1= relais1, 2= relais2, 3= relais3) (display DA)
Gebruik het 230 VAC relais niet voor de voeding van de pomp, maar sluit de pomp direct op een externe
voeding aan.
Een modulerende pomp met PWM sturing: de voeding wordt direct aangesloten op de spanning, de PWM ingang
wordt aangesloten op connector CN10, pennen 9 en 18.
Pompen met een aan/uit sturing kunnen worden geschakeld door één van de relais-uitgangen "storing", "brander
aan" of "warmtevraag". Kies een nog niet gebruikte aansluiting.
0 =
PWM 0-100% modulerende pomp, aansluiting op CN10, 9 + 18.
1 =
Start-stop op relais 1, aansluiting 19 en 20 ("storing")
2 =
Start-stop op relais 2, aansluiting 21 en 22 ("brander aan")
3 =
Start-stop op relais 3, aansluiting 23 en 24 ("warmtevraag")
4 =
Niet gebruiken (gereserveerd voor nieuwe applicaties).
(EC-
)
TECHNOLOGIE
E93.0802.NL.D Handleiding Ambassador
+
77