11 Kalibreren
Type tempera-
tuurmeting
kiezen
Kalibreren met
of zonder
"bevroren
gemeten
waarde-
uitgang"
Kalibratie-
procedure
kiezen
32
Het instrument bevindt zich in de meetmodus.
eventueel configuratieniveau vrijgeven,
gangscode 0300).
2x toets
langer dan 2 sec. ingedrukt houden om het configuratieniveau
PGM
te benaderen.
Het onderste display toont "C111".
Met de toetsen
en
Type temperatuurmeting
Handmatige temperatuurcompensatie
Automatische temperatuurcompensatie met Pt100
Automatische temperatuurcompensatie met Pt1000
Toets
indrukken (bevestiging)
PGM
Toets
indrukken (terug naar de meetmodus)
EXIT
Het "bevriezen" van de gemeten waarde-uitgang zorgt ervoor dat het uit-
gangssignaal tijdens de kalibratie wordt vastgehouden op de waarde die
direct voor het begin van de kalibratie werd uitgestuurd. Dit waarborgt dat een
aan de meetomvormer nageschakelde PLC tijdens het kalibreren niet onge-
controleerd gaat reageren.
Bij een "bevroren" gemeten waarde-uitgang toont het onderste display na de
laatste kalibratie-stap "donE", het bovenste display toont de momentele meet-
waarde. De gemeten waarde-uitgang blijft verder onveranderd!
Nadat de elektrode weer is ingebouwd, moet nog eenmaal de toets
den ingedrukt. Daarna is de gemeten waarde-uitgang weer gekoppeld aan het
display
Standaard: "Kalibreren zonder bevroren gemeten waarde-
uitgang".
Toets
indrukken totdat in het onderste display "C211" verschijnt.
PGM
Met de toetsen
en
Kalibratieprocedure
1-Puntskalibratie, gemeten waarde uitgang niet bevroren
1-Puntskalibratie, gemeten waarde uitgang bevroren
2-Puntskalibratie, gemeten waarde uitgang niet bevroren
2-Puntskalibratie, gemeten waarde uitgang bevroren
Toets
indrukken (invoer bevestigen)
PGM
Toets
indrukken (terug naar de meetmodus)
EXIT
"Vrijgeven niveau's", Blz. 27. (Toe-
de configuratiecode instellen:
de configuratiecodes instellen:
X X X 0
0
1
2
wor-
PGM
X X 0 X
0
1
2
3