9 Bedienen
9.2 Bedienprincipe
Uitvoeringen en
situaties
Niveau's
1
Meetmodus
(standaardwer-
king)
Bedienings-
1
niveau
Parameter-
1
niveau
Configuratie-
1
niveau
24
Meetmodus
(standaardwerking)
Zelftest
(na het inschakelen van
de voedingsspanning)
Handbediening
Hold-uitvoering
Bedienen,
parametreren,
configureren
Fout
De functies van het instrument zijn in 4 niveau's onderverdeeld (figuur zie vol-
gende pagina):
- Meetmodus
- Bedieningsniveau
- Parameterniveau
- Configuratieniveau
In dit niveau worden de meetwaarden aangeduid. Handbediening, Hold en
kalibratie kunnen worden geactiveerd.
Hier worden de setpoints, de alarmtoleranties, de alarmvertragingstijd en de
grenswaarde van de temperatuur-grenswaardecomperator aangeduid en inge-
voerd.
Hier worden de regelparameters en andere instellingen geprogrammeerd.
De aanduiding van de afzonderlijke parameters is afhankelijk van het type
regelaar.
Hier worden de basisfuncties van het instrument ingesteld.
1
Instelligen zijn alleen na invoer van de bijbehorende toegangscode
mogelijk,
"Vrijgeven niveau's", Blz. 28.
Gemeten waarde en temperatuur worden aangeduid.
Alle aanduidingen branden;
de temperatuuraanduiding knipperd.
Gemeten waarde-aanduiding toont afwisselend de
gemeten waarde en "HAnd"; de temperatuur wordt
aangeduid.
Gemeten waarde-aanduiding toont afwisselend de
gemeten waarde en "HoLd"; de temperatuur wordt
aangeduid
Op de temperatuuraanduiding worden de parame-
ters van de verschillende niveau's aangeduid; op de
gemeten waarde-aanduiding worden de bijbeho-
rende waarden en codes aangeduid.
De temperatuuraanduiding toont afwisselend de
temperatuur en de foutcode,
Hoofdstuk 21 "Waarschuwingen – foutmeldin-
gen", Blz. 64ff.