luchtdruk, motorgeluiden, elektrische tandwielen, inductielussen, enz.), is
het systeem niet onfeilbaar.
§
De storingsgevoeligheid en detectieprestaties van ultrasone systemen kan
worden verminderd door omgevingsomstandigheden en eigenschappen
van weerkaatsing van obstakels.
§
De positie van de sensor heeft invloed op de prestatie van het systeem. Dit
wordt veroorzaakt door de reflectie van het bumperoppervlak van het
voertuig, de weerkaatsing van de bodem en het detectiebereik.
De sensor mag niet gereinigd worden met een hogedruk- of stoomreiniger
§
om beschadiging te voorkomen. Bij het reinigen van het voertuig kunt u een
milde waterstraal gebruiken om het sensoroppervlak korte tijd af te spoelen
op ten minste 10 cm afstand.
§
De verspreiding van geluidsgolven in de lucht is gebaseerd op de fysieke
eigenschappen van brekingsverschijnselen en diffractieverschijnselen.
Temperatuurverschillen zijn één van de belangrijkste factoren en kunnen
leiden totg tot akoestische diffractie.
§
Het detectievermogen van ultrasone apparatuur kan worden beïnvloed door
de volgende factoren:
•
Hete uitlaat van het voertuig.
•
Een hoge temperatuur van het wegdek.
•
Warme wind.
•
Temperatuursverschillen.
§
Als er een verschil is tussen de bumpertemperatuur en de
omgevingstemperatuur (meestal in de winter), is er sprake van
temperatuurstratificatie, wat leidt tot akoestische golfdiffractie, en in
bepaalde bumperstructuren bestaat er een risico op ongewenste alarmen
als gevolg reflecterende echo's.
§
Belangrijke factoren die kunnen leiden tot een kleiner of niet-detecteerbaar
bereik:
•
Sneeuw of slib dat aan het bumperoppervlak kleeft.
•
Sneeuw of ijs dat aan het sensoroppervlak kleeft.
•
Hoge akoestische demping (bijv. in droge, hete omgevingen).
•
Zware regen of schuim (zoals bijvoorbeeld in de wasstraat)
•
Obstakels met golfabsorberende materialen.
§
Vlakke obstakels met hoeken naar de sensor gericht en gereflecteerde
echo's worden alleen in een specifieke positie waargenomen.