WAARSCHUWING
§
Voorkomen dat SACC per ongeluk wordt geactiveerd
Het SACC-systeem moet worden uitgeschakeld als het niet wordt gebruikt.
§
Situaties waarin het gebruik van SACC niet aangeraden wordt.
U mag SACC in de volgende gevallen niet gebruiken omdat er risico is dat u de
macht over het voertuig kan verliezen hetgeen ernstig of dodelijk letsel kan
veroorzaken:
•
Als er verkeersopstoppingen zijn.
•
Als de toestand van de weg gecompliceerd is.
•
Bij het maken van scherpe bochten.
•
Op bochtige wegen.
•
Op gladde wegen (zoals bij regen of sneeuw).
•
Op steile hellingen.
•
Als er zich een stilstaand obstakel voor het voertuig bevindt.
•
Wanneer het sneeuwt, regent, ijzelt of mist.
•
Wanneer 's nachts de verlichting op de weg onvoldoende is.
•
Als de rijstrooklijnen niet duidelijk zichtbaar zijn.
§
De bestuurder is de primaire verantwoordelijke voor het voertuig en zijn of
haar controle over het voertuig heeft voorrang boven het SACC systeem.
Dat wil zeggen dat wanneer de SACC aanstaat en de bestuurder het
gaspedaal of het rempedaal intrapt, de controle over het voertuig direct
weer bij de bestuurder ligt.
§
Wanneer u op een gerepareerde asfaltweg of een weg met sterke
lichtreflectie rijdt, kan het voertuig kan uit de rijstrook raken. Wees uiterst
voorzichtig en neem in dit geval de controle over uw voertuig actief over.
§
Om de veiligheid tijdens het rijden te garanderen, dient de bestuurder ook
als SACC is ingeschakeld beide handen aan het stuur houden.
§
De SACC is slechts een rijhulpsysteem en de bestuurder moet de SACC zo
nodig uitschakelen zelfstandig rijden. Bij gebruik van de SACC dient u zich
te houden aan de relevante lokale regelgeving en u aan te passen aan de
geldende verkeers-, weg- en weersomstandigheden.
§
De voorruit mag niet worden aangepast of afgedekt door hulpapparatuur,
anders werkt de SACC mogelijk niet goed.
§
Als u de auto voor langere tijd verlaat, moet u SACC uitschakelen om te
voorkomen dat er ongeval veroorzaakt wordt door verkeerde bediening.
§
Wanneer dit voertuig het doelvoertuig volgt, regelt SACC primair de
afstand. De werkelijke snelheid van dit voertuig kan lager zijn dan de
ingestelde snelheid.
Als het voertuig zich, tijdens het gebruik van de SACC, te dicht bij het
§
voorliggende voertuig bevindt (bijvoorbeeld als gevolg van een plotselinge
noodstop van de voorligger), geeft het systeem een geluidssignaal en
visueel alarm via de instrumentengroep. De bestuurder moet hier direct op
reageren door de controle over het voertuig over te nemen.
§
Als de bestuurder het stuurwiel korte tijd bedient of de rijstrooklijn is voor
korte tijd niet of slecht zichtbaar, zal het controlelampje van de
stuurbekrachtiging op de multifunctionele display knipperen.
§
Gebruik de radarsensor niet als deze niet goed is gekalibreerd.