4.2 Rijden - Bedieningshendel van de richtingaanwijzer
§ Werkomstandigheden van de richtingaanwijzer
De aan/ uit schakelaar (contact) staat in stand ON.
§ Bediening van de richtingaanwijzers en de alarmknipperlichten
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld en u drukt op de schakelaar voor de
waarschuwingsknipperlichten dan zullen de linker- en rechterrichtingaanwijzers
tegelijkertijd knipperen. Druk nogmaals op de schakelaar voor de
alarmknipperlichten om terug te gaan naar de normale werking van de
richtingaanwijzer.
Als de aan/ uit-schakelaar (contact) in de stand ON staat en het alarmknipperlicht
is ingeschakeld, kunt u één van de richtingaanwijzers aanzetten waardoor deze
gaat knipperen en werken de alarmknipperlichten niet meer. Als u de de
richtingaanwijzer uitzet zal het alarmknipperlicht weer werken.
1. Sla rechtsaf
2. Sla linksaf
3. Flitser
Als de bedieningshendel eenmaal
kort in de niet-zelfvergrendelende
stand wordt gezet, knippert het
linker/ rechter
richtingaanwijzerlampje 3 keer; als
de bedieningshendel in de
vergrendelde stand staat, knippert
het linker/ rechter
richtingaanwijzerlampje continu
totdat de bedieningshendel weer
teruggezet wordt.