4.2 Rijden - Schakelen
Kies een versnelling die past bij de rijomstandigheden.
Bedien de schakelpook voorzichtig en controleer of de schakeling correct werkt.
Laat de schakelpook los om deze na elke schakelhandeling te resetten.
§ Schakelen
Wanneer de aan/ uit schakelaar (contact) in de stand ON staat, kunt u als volgt
schakelen.
• P naar D: Trap het rempedaal in, druk op de ontgrendelknop en bedien de
schakelpook naar achter.
• P naar N: Trap het rempedaal in, druk op de ontgrendelknop en beweeg de
schakelpook naar voren.
• P naar R: Trap het rempedaal in, druk op de ontgrendelknop en beweeg de
schakelpook naar voren.
• N naar D: Als het voertuig stilstaat, beweegt u de schakelpook naar achter *.
• N naar R: Als het voertuig stilstaat, drukt u op de ontgrendelknop en beweegt u
de schakelpook naar voren.*
*: Als de schakelpook langer dan 1 seconde in de N versnelling staat, moet het
rempedaal worden ingetrapt om te schakelen. Als de schakelpook minder dan 1
seconde in de N versnelling staat, hoeft u het rempedaal niet in te trappen om te
schakelen.
• D naar N: Bedien de schakelpook naar voren.
Het is onmogelijk om te schakelen als de rijsnelheid hoger is dan 50 km/u.
• D naar R: Trap het rempedaal in tot het voertuig tot stilstand komt, druk op de
ontgrendeltoets en beweeg de schakelpook naar voren.
• R naar N: Beweeg de schakelpook naar achter.