Om dit foutbericht te wissen, selecteert u < - . ( * (
in het menu Reset op het bedieningspaneel. Zie "Menu's van het
bedieningspaneel openen" op pagina 166 voor meer informatie
over de menu's op het bedieningspaneel.
Schakel de instelling bij
6 3 in het menu Afdruk
op het bedieningspaneel uit als u de afdrukkwaliteit niet
automatisch wilt verminderen om door te gaan met afdrukken.
U moet mogelijk het printergeheugen uitbreiden om met
de gewenste afdrukkwaliteit te kunnen afdrukken. Zie
"Geheugenmodules" op pagina 225 voor meer informatie over
het toevoegen van geheugen.
Plaats fixeereenheid
Er is geen fixeereenheid geïnstalleerd of deze is niet correct
geïnstalleerd. Schakel de printer uit en installeer zo nodig de
fixeereenheid.
Als er al een fixeereenheid is geïnstalleerd, schakelt u de printer
uit en opent u klep A en klep D. Sluit klep A en open klep B.
Verwijder de fixeereenheid en installeer deze opnieuw op
correcte wijze. Sluit klep D en B. Het probleem wordt automatisch
opgelost als de fixeereenheid op correcte wijze is geïnstalleerd.
Als het probleem niet is opgelost, functioneert de fixeereenheid
niet. Vervang de fixeereenheid.
Plaats Opt1
De standaardpapierlade is niet geïnstalleerd of niet correct
geïnstalleerd. Installeer de papierlade op de juiste wijze om dit
probleem op te lossen.
Plaats Opt2
De papierladen van de optionele papiereenheid met grote capaciteit
zijn niet geïnstalleerd of niet correct geïnstalleerd. Installeer de
papierladen op de juiste wijze om dit probleem op te lossen.
312
Probleemoplossing