1. Verwijder het bedieningspaneel;
2. Verwijder schroef "N" vanaf het drukpunt;
3. Sluit de manometer "O" aan.
4. Vergelijk de waarde die wordt gemeten door de manometer
met de gegevens in tabel "B" (zie Bijlage);
Als de manometer een druk meet die buiten het waarden-
bereik van tabel "B" (zie Bijlage) ligt, mag het apparaat niet
worden ingeschakeld.
Neem contact op met het gasbedrijf.
E E . . 7 7 . . 2 2
C C o o n n t t r r o o l l e e v v a a n n d d e e p p r r i i m m a a i i r r e e l l u u c c h h t t
De primaire lucht is nauwkeurig afgesteld wanneer de vlam
niet loslaat wanneer de brander koud is, en er geen vlaminslag
is als de brander warm is.
1. Draai schroef "A" los;
2. Plaats beluchter "E" op de afstand "H" die wordt aange-
geven in tabel "B" (zie Bijlage);
3. Draai de schroef "A" weer vast en sluit hem hermetisch af
met lak.
LET OP:
Zie de afbeelding hieronder.
E E . . 7 7 . . 3 3
V V e e r r v v a a n n g g i i n n g g v v a a n n d d e e s s p p r r o o e e i i e e r r v v a a n n d d e e h h o o o o f f d d b b r r a a n n d d e e r r
1. Draai schroef "A" los;
2. Schroef de sproeier "C" los;
3. Verwijder de sproeier en de beluchter;
4. Vervang de sproeier "C" door een andere die overeenkomt
met de gassoort volgens hetgeen vermeld is in tabel "B"
(zie Bijlage);
De diameter van de sproeier wordt in honderdsten van
millimeters vermeld op de sproeier zelf.
5. Steek de sproeier "C" in de beluchter "E";
6. Zet vervolgens de twee gemonteerde onderdelen op hun
plaats;
22
1 5
0
1 0
5 0
2 5
0
r
O
b a
N
7. Schroef de sproeier vast.
0
0
2 0
0
E E . . 7 7 . . 4 4
V V e e r r v v a a n n g g i i n n g g v v a a n n d d e e s s p p r r o o e e i i e e r r v v a a n n d d e e
w w a a a a k k v v l l a a m m b b r r a a n n d d e e r r
1. Draai de schroefverbinding "H" los;
2. Vervang de sproeier "G" door een andere die overeenkomt
met de gassoort (zie tabel "B", Bijlage);
Het nummer dat de sproeier identificeert wordt aangege-
ven op het lichaam ervan.
3. Draai de schroefverbinding "H" weer vast.
E E . . 8 8
V V o o o o r r d d a a t t d d e e i i n n s s t t a a l l l l a a t t i i e e h h a a n n d d e e l l i i n n g g e e n n w w o o r r d d e e n n
v v o o l l t t o o o o i i d d
• Controleer alle gasverbindingen met zeepsop om u ervan te
verzekeren dat er geen gaslekkages zijn.
• Gebruik GEEN open vlam om gaslekkages op te sporen.
• Alle branders aansteken, zowel afzonderlijk als tegelijk, om
de correcte werking van de gasventielen, de gaspitten en
de ontsteking te controleren.
• Zet voor elke brander de regelaar van de vlam op de laagste
stand, zowel afzonderlijk als tegelijk.
• Na voltooiing van deze handelingen dient de installateur de
gebruiker in te lichten over de correcte gebruikswijze.
Indien het apparaat niet goed werkt nadat alle controles zijn
uitgevoerd, neem dan contact op met de plaatselijke
klantenservice.
E E . . 9 9
V V e e r r v v a a n n g g i i n n g g v v a a n n d d e e i i n n s s t t e e l l v v e e e e r r v v a a n n d d e e
d d r r u u k k r r e e g g e e l l a a a a r r ( ( a a l l l l e e e e n n v v o o o o r r A A u u s s t t r r a a l l i i ë ë ) )
Vervang de veer "D" van de drukregelaar als volgt door een
veer die geschikt is voor het type gasdruk dat wordt aange-
geven in tabel "B" (zie Bijlage):
1. Verwijder de afsluitdop "A", de ring van de afsluitdop "B", de
stelschroef "C" en de veer "D" (zie afbeelding);
2. Breng de nieuwe veer in (blauwe kleur = propaangas;
zilveren kleur = aardgas) en plaats de stelschroef terug;
G
H