Polyethyleen
• Buitenste verpakkingsmateriaal
• Zakje met instructies
Polypropeen
• Spanbanden
Piepschuim
• Beschermende delen rondom de hoeken
E E . . 4 4
V V e e r r b b i i n n d d i i n n g g v v a a n n a a p p p p a a r r a a t t e e n n
1. Demonteer de bedieningspanelen van de apparaten door
de 4 bevestigingsschroeven los te draaien (Fig. 1A);
2. Verwijder van de zijkant van elke zijde die verbonden moet
worden, de bevestigingsschroef die het dichtst bij het
bedieningspaneel zit (Fig. 1B);
3. Zet de apparaten tegen elkaar en zet ze waterpas door de
pootjes te draaien totdat de bladen op elkaar aansluiten
(Fig. 1D);
4. Draai één van de twee plaatjes die binnen in de apparaten
zitten 180℃ (Fig. 1C);
5. Verbind hen aan de voorkant met elkaar, vanaf de binnen-
kant van het bedieningspaneel van hetzelfde apparaat,
door een zeskantbout M5x40 (bijgeleverd) in het inzetstuk
er tegenover te draaien (Fig. 1E);
6. Breng aan de achterkant van de apparaten het bijgele-
verde verbindingsplaatje aan in de sleuven in de zijkant
van de achterwanden;
7. Zet het plaatje vast met twee bijgeleverde schroeven M5
met verzonken kop (Fig. 1F).
1F
E E . . 4 4 . . 1 1
V V a a s s t t z z e e t t t t e e n n o o p p d d e e v v l l o o e e r r ( ( a a f f h h a a n n k k e e l l i i j j k k v v a a n n h h e e t t
a a p p p p a a r r a a a a t t e e n n / / o o f f m m o o d d e e l l ) )
Om te voorkomen dat afzonderlijk geïnstalleerde apparaten
van een halve module kunnen omkiepen, moeten ze aan de
20
1B
1C
1A
1E
1D
vloer worden bevestigd. Volg de bij het accessoire (F206136)
gevoegde aanwijzingen zorgvuldig op.
E E . . 4 4 . . 2 2
I I n n s s t t a a l l l l a a t t i i e e o o p p o o n n d d e e r r k k a a s s t t e e n n , , v v r r i i j j d d r r a a g g e e n n d d e e
c c o o n n s s t t r r u u c c t t i i e e s s o o f f g g e e m m e e t t s s e e l l d d e e p p l l i i n n t t e e n n ( ( a a f f h h a a n n k k e e l l i i j j k k
v v a a n n h h e e t t a a p p p p a a r r a a a a t t e e n n / / o o f f m m o o d d e e l l ) )
Volg de instructies die bij het betreffende accessoire zitten
zorgvuldig op. Volg de instructies op die bij het gekozen
optionele product worden geleverd.
E E . . 4 4 . . 3 3
A A f f d d i i c c h h t t e e n n v v a a n n v v o o e e g g e e n n t t u u s s s s e e n n a a p p p p a a r r a a t t e e n n
Volg de instructies die bij de optionele verpakking met afdicht-
ingspasta worden geleverd.
E E . . 5 5
G G a a s s - - , , e e l l e e k k t t r r i i c c i i t t e e i i t t s s - - e e n n w w a a t t e e r r a a a a n n s s l l u u i i t t i i n n g g e e n n
( ( i i n n d d i i e e n n a a a a n n w w e e z z i i g g , , a a f f h h a a n n k k e e l l i i j j k k v v a a n n h h e e t t
a a p p p p a a r r a a a a t t e e n n / / o o f f m m o o d d e e l l ) )
• Alle installatie- of onderhoudswerkzaamheden aan voe-
dingsinstallaties (gas, elektriciteit en/of water, indien
aanwezig) mogen uitsluitend worden uitgevoerd door een
nutsbedrijf of een erkende installateur.
• Stel aan de hand van de gegevens op het plaatje vast welk
apparaat u heeft aangeschaft.
• Controleer op het installatieschema het type en de plaats
van de nutsvoorzieningen die nodig zijn voor het apparaat.
E E . . 6 6
G G a a s s a a a a n n s s l l u u i i t t i i n n g g e e n n
E E . . 6 6 . . 1 1
I I n n l l e e i i d d i i n n g g
P P A A S S O O P P
Dit apparaat is geschikt en goedgekeurd
om te werken met gas G20 20 mbar;
Om het aan te passen aan een andere gassoort moeten de
instructies in paragraaf E.6.6 Aanpassing aan een andere
gassoort van dit hoofdstuk worden gevolgd.
E E . . 6 6 . . 2 2
R R o o o o k k a a f f v v o o e e r r
• Apparaten van het type "A1" moeten onder een afzuigkap
worden geplaatst, om er zeker van te zijn dat tijdens het
koken veroorzaakte dampen en rook worden geëlimineerd;
(niet van toepassing voor Australische norm).
Voor A A U U S S T T R R A A L L I I Ë Ë moet de ventilatie voldoen aan de Austra-
lische bouwvoorschriften en moeten de afzuigkappen in de
keuken voldoen aan AS/NZS1688.1 en AS 1668.2.
E E . . 6 6 . . 3 3
V V o o o o r r h h e e t t u u i i t t v v o o e e r r e e n n v v a a n n d d e e a a a a n n s s l l u u i i t t i i n n g g
1. Verzeker u ervan dat het apparaat geschikt is voor de
gassoort waarmee het zal worden gevoed.
Volg anders zorgvuldig de aanwijzingen in paragraaf E.6.6
Aanpassing aan een andere gassoort van dit hoofdstuk.
2. Breng vóór elk apparaat een gasafsluitkraan/-ventiel met
snelkoppeling aan.
3. Plaats de kraan/het ventiel op een gemakkelijk te bereiken
plaats.
4. Verwijder stof, vuil en vreemde voorwerpen die de toevoer
zouden kunnen verstoppen uit de aansluitleidingen.
De gastoevoerlijn moet de hoeveelheid gas verzekeren die
nodig is om alle apparaten die erop zijn aangesloten
volledig te laten functioneren.