i) Functie "EXP": Exponentieelinstelling
De lineaire koppeling tussen de stuurhendel en servoweg kan met behulp van de exponentieelfunctie binnen het
bereik van de middelste stand worden gewijzigd.
De mogelijke maximale servo-uitslag (eindstanden van de servo's) wordt niet begrensd door de instelling
van de exponentieelfunctie.
De servobewegingen kunnen in het bereik van de middelste
stand sterker of zwakker uitvallen, naargelang welke waarde
wordt ingesteld.
Bij een instelling van "0%" is de servoweg lineair.
Als voor de stuurservo aan kanaal 1 bijv. een waarde van
+50% wordt ingesteld, dan wordt de stuurverhouding in het
bereik van de middelste stand gevoeliger (grotere draaihoek
aan het stuurwiel kleinere draaihoek op de stuurservo).
Ga als volgt te werk:
• Druk kort op de draaiknop (14); de functie MODEL wordt grijs gemarkeerd.
• Draai het instelwiel (14) naar links of rechts, totdat de functie EXP grijs is
gemarkeerd, zie afbeelding rechts.
• Druk kort op de draaiknop (14), het kanaalnummer 1 knippert onderaan het
scherm.
• Door het naar links of rechts draaien van het instelwiel (14) kan het kanaal-
nummer (1 - 2) worden geselecteerd, waarvan u de exponentieelinstelling
wilt wijzigen.
Bij kanaal 1 knippert aanvullend "ST" (= "Steering" = sturing).
Bij kanaal 2 knippert aanvullend "TH" (= "Throttle" = gas).
Voor kanaal 1 geldt deze instelling gelijktijdig in beide richtingen. Voor kanaal 2 (gas-/remservo of rijrege-
laar) kan de exponentieelinstelling voor beide richtingen afzonderlijk worden ingesteld. Voor kanaal 3 - 6 is
geen exponentieelinstelling mogelijk.
• Als u kanaal 2 hebt geselecteerd, zet dan de gas-/remhendel op de zender in richting van de greep ("L.F.U." knip-
pert op het scherm, exponentieelinstelling voor vooruitrijden) of schuif deze weg van de greep ("R.B.D" knippert op
het scherm, exponentieelinstelling voor achteruitrijden).
• Druk kort op het instelwiel (14); de huidige instelwaarde knippert rechts onderaan het scherm.
• De waarde kan worden gewijzigd door het draaien van het instelwiel (14).
• Druk kort op de draaiknop (14); de aanduiding houdt op met knipperen. De huidige instelling is opgeslagen.
Indien gewenst, kunt u nu door het draaien van de draaiknop (14) een andere te wijzigen functie selecte-
ren.
Druk kort de toets "BACK" (13), om in plaats hiervan het instellingenmenu te verlaten. De zender laat een
korte signaaltoon horen en bij de functies bovenaan het scherm verdwijnt het grijs gemarkeerde veld. De
zender bevindt zich weer in de normalen bedrijfsmodus.
27