10. Basisfuncties van de zender
a) Kleur voor leds kiezen of leds uitschakelen
De kleur voor de leds (16) voor aanduiding van de toestand van de batterijen/accu is instelbaar, maar kan ook worden
uitgeschakeld.
Ga als volgt te werk:
• Zet de zender aan.
• Houd de toets "BACK" (13) ingedrukt en draai de draaiknop (14) naar links of rechts, totdat de leds in de gewenste
kleur oplichten (mogelijkheden: Groen, blauw, cyaan, rood, geel, wit) of dat de leds worden gedeactiveerd.
• Laat nu de toets "BACK" (13) weer los.
Als u de leds hebt gedeactiveerd, dan kan de zender niet meer door knipperen van de leds aangeven dat
de spanning te laag is!
b) Kalibratie van het stuurwiel en van de gas-/remhendel
Bij deze kalibratie worden de eindstanden van het stuurwiel (4) voor kanaal 1 en van de gas-/remhendel (6) voor
kanaal 2 opnieuw opgeslagen.
Als u het stuurwiel en de gas-/remhendel bij de kalibratie niet in de betreffende eindstand (eindaanslag)
zet, dan staat later niet de volle stuurweg ter beschikking. Bovendien kan het voertuig onder omstandighe-
den onbestuurbaar zijn.
Ga voor de kalibratie als volgt te werk:
• Schakel de zender uit.
• Draai het stuurwiel volledig met de klok mee naar rechts (tot aan de aanslag), zie afbeelding rechts.
Houd het stuurwiel in deze stand vast en schakel de zender in.
• Onderin het scherm verschijnt de aanduiding "STK.CAL.".
• Laat het stuurwiel weer los, zodat het in de middelste stand staat.
• Druk kort op de draaiknop (14), waarna de aanduiding "STK.CAL." begint te knipperen.
• Zet nu het stuurwiel (4) en de gas-/remhendel (6) in de betreffende eindstanden (eindaanslag).
Draai daarvoor het stuurwiel tot aan de aanslag naar rechts en daarna tot aan de aanslag naar links. Laat het
stuurwiel weer los. Trek dan de gas-/remhendel tot aan de aanslag op de greep en schuif deze daarna tot aan de
aanslag weg van de greep. Laat de gas-/remhendel weer los.
De volgorde is daarbij onbelangrijk; alleen de betreffende eindstanden worden opgeslagen.
12