b) Montage
De montage van de ontvanger is in principe altijd afhankelijk van het model. Daarom dient u zich voor wat betreft de
montage aan de aanwijzingen van de modelfabrikant te houden.
Als u de in de ontvanger geïntegreerde gyrosensor wilt gebruiken (SVC-functie op de zender wordt geac-
tiveerd), dan moet de ontvanger horizontaal worden gemonteerd (max. afwijking 10° t.o.v. het horizontale
vlak). De aansluitingen op de ontvanger moeten loodrecht naar boven wijzen.
Als dit niet in acht wordt genomen, kunnen er zich bij gebruik van de gyrosensor onvoorziene afwijkingen
van de stuurverhouding voordoen.
U moet onafhankelijk daarvan altijd proberen om de ontvanger zo te monteren, dat deze optimaal tegen stof, vuil,
vocht, hitte en trillingen is beschermd. Voor het bevestigen zijn dubbelzijdig klevend schuimstof (servotape) of rubber
ringen geschikt, die de in schuimstof verpakte ontvanger goed op zijn plaats houden.
Probeer om de ontvanger zodanig in het model te plaatsen dat deze niet direct naast een elektromotor of rijregelaar
ligt.
Opgelet!
De antennedraad van de ontvanger heeft een precies afgemeten lengte.
Daarom mag de antennedraad niet worden opgerold, in lussen gelegd of zelfs afgesneden. Dit zou het
bereik enorm beperken en brengt bovendien aanzienlijke veiligheidsrisico´s met zich mee.
Voer de antennedraad door een opening uit het model. Gebruik daarvoor bij voorkeur een antennebuisje
Het transparante einde van de antennedraad moet loodrecht uit het model steken, voor een optimaal
bereik tussen zender en ontvanger.
Plaats de antenne niet in de buurt van metalen onderdelen, aangezien deze het bereik sterk verminderen.
c) Functie van de ledindicator
De led (22) op de ontvanger heeft de volgende functies:
• Led uit: Geen stroomvoorziening
• Led brandt continu: Ontvanger is bedrijfsklaar, zendersignaal aanwezig
• LED knippert langzaam: Geen zendersignaal aanwezig (zender uitgeschakeld of ontvanger niet bij een zender
aangemeld
• LED knippert snel: Voortgang aanmelden (koppelen)
16