4
Tijdens de rit
Sluiten:
4.16
Instellen:
4.17
46
De beveiligingshaak (Afb. 27,1) losdraaien. Daarvoor de hendel (Afb. 27,2)
grijpen en schuin naar voren trekken. Bij modellen met beveiligingshaak is
de motorkap nu ontgrendeld.
De motorkap in een beweging naar voren en naar boven brengen.
De motorkap in een beweging omlaag en naar achteren brengen tot de
kliksluiting hoorbaar vastklikt.
Controleren of de motorkap veilig is vergrendeld. Daarvoor aan de
motorkap trekken.
Ruitensproeiers
Afb. 28
Ruitensproeier
Het voertuig beschikt over ruitensproeiers met instelbare sproeihoek.
Met een passende schroevendraaier aan de stelschroef (Afb. 28,1)
draaien tot de gewenste stand is bereikt.
Ruitenwisservloeistof vullen
Afb. 29
Vulopening vloeistofreservoir
Motorkap ontgrendelen en openen.
Neus (Afb. 29,2) naar beneden drukken en ingedrukt houden.
De flexibele slang (Afb. 29,4) naar voren uit de houder (Afb. 29,3) trekken.
De dop (Afb. 29,1) van de vulopening van het vloeistofreservoir verwij-
deren.
De flexibele slang zo draaien dat de vulopening omhoog wijst (Afb. 30).
Vloeistof langzaam vullen.
De dop op de vulopening van het vloeistofreservoir indrukken.
De flexibele slang terug in de houder schuiven en laten vastklikken.
Afb. 30
Vulopening in vulpositie
I-Modell - 10/11 - Ausgabe 07/10 - 1976785 - BUE-0051-04NL