Inbouwplaats van de
aftapkranen en het
veiligheids-/aftapventiel
10.5
I-Modell - 10/11 - Ausgabe 07/10 - 1976785 - BUE-0051-04NL
Waterkranen zolang geopend laten tot het water zonder luchtbellen uit de
waterkranen stroomt. Alleen zo is gegarandeerd dat de boiler met water is
gevuld.
Alle waterkranen op "Koud" zetten en geopend laten. De koudwaterlei-
dingen worden gevuld met water.
Waterkranen zolang geopend laten tot het water zonder luchtbellen uit de
waterkranen stroomt.
Alle waterkranen sluiten.
Drinkwatervulopening sluiten.
Controleren of de afsluitdeksel van de watertank dicht is.
Zie hoofdstuk 16.
Waterinstallatie leegmaken
Als het voertuig gedurende meerdere dagen niet wordt gebruikt of bij vorst-
gevaar niet wordt verwarmd, de totale waterinstallatie leegmaken. De
waterkranen in de middelste stand geopend laten. Het veiligheids-/aftap-
ventiel (indien aanwezig) en alle aftapkranen geopend laten. Zo kunnen
vorstschade aan de inbouwapparatuur, vorstschade aan het voertuig en
afzettingen in watervoerende componenten worden vermeden.
Als de waterpomp via het paneel kan worden uitgeschakeld, dan voor het
leegmaken van de waterinstallatie altijd de waterpomp op het paneel uit-
schakelen. De waterpomp draait anders door tot de pomp oververhit raakt,
of de accu leeg is.
De Truma installatie (verwarming/boiler) heeft een veiligheids-/aftapventiel
en afhankelijk van het model een of twee aftapkranen voor het legen.
De Alde-installatie (verwarming/boiler) heeft afhankelijk van het model een
of twee aftapkranen voor het legen.
Afb. 212 Aftapkraan (met kiphendel)
Als volgt te werk gaan om de waterinstallatie voldoende leeg te maken en te
ventileren. Zo wordt vorstschade vermeden:
Voertuig horizontaal zetten.
Evt. de waterpomp op het paneel uitschakelen.
De 12-V-voorziening op het paneel uitschakelen.
Boiler uitzetten (zie sectie 9.4).
Sanitaire inrichting
Afb. 213 Aftapkraan (met draaikap)
10
191