HOOFDSTUK 2 – VERANTWOORDELIJKHEID VAN GEBRUIKER, VOORBEREIDING EN INSPECTIE VAN MACHINE
WAARSCHUWING
ALS DE MACHINE NIET GOED WERKT, MOET DEZE ONMIDDELLIJK WORDEN UITGEZET!
MELD HET PROBLEEM AAN HET BETREFFENDE ONDERHOUDSPERSONEEL. BEDIEN DE
MACHINE PAS WANNEER HIJ HIERVOOR VEILIG IS VERKLAARD.
Functiecontrole
Voer de functiecontrole als volgt uit:
1. Vanaf het grondbedieningspaneel zonder lading op het
platform:
a. Controleer of alle beschermkappen die de schakelaars
of sloten beschermen zijn aangebracht.
b. Bedien alle functies en controleer alle afslag- en uit-
schakelaars.
c. Controleer de hulpvoeding (of handbediend dalen).
d. Verzeker u ervan dat alle machinefuncties worden uit-
geschakeld wanneer de noodstopknop wordt geacti-
veerd.
2. Controleer het giekbesturingssysteem. Zie de controlepro-
cedure voor het giekbesturingssysteem hieronder.
3. Vanaf de platformbedieningsconsole:
a. Verzeker u ervan dat de bedieningsconsole stevig op
de juiste plaats vastzit.
3122349
b. Controleer of alle beschermkappen die de schakelaars
c. Bedien alle functies en controleer alle afslag- en uit-
d. Overtuig u ervan dat alle machinefuncties uitgescha-
4. Met het platform in de opbergstand:
a. Rijd de machine op een helling, niet hoger dan de
b. Controleer of het scheefstandalarm werkt.
c. Controleer of de in- en uitschuiffunctie (buiten de trans-
5. Zwenk de giek boven één van de achterbanden en verzeker
u ervan dat de rijrichtingsindicator brandt en dat de rijfunc-
tie alleen werkt als de schakelaar Opheffen rijrichting
gebruikt wordt.
– JLG Hoogwerker –
of sloten beschermen zijn aangebracht.
schakelaars.
keld worden wanneer de noodstopknop wordt inge-
drukt.
nominale hellingshoek, en stop om te controleren of de
remmen de machine tegenhouden.
portstand) en de heffunctie (meer dan 15° boven hori-
zontaal) van de giek zijn uitgeschakeld wanneer de
assen zijn ingeschoven.
2-5