Opstarten na de winter
Wanneer een doorgebrande compressormotorstarter stroom krijgt, kan dit een gevaarlijke
situatie opleveren. Dit kan zonder dat de persoon die de apparatuur opstart hiervan op de
hoogte is.
Dit is een goede gelegenheid om de volledige isolatie naar aarding van de motorwikkelingen te
controleren. De zesmaandelijkse controle en registratie van deze isolatie biedt een overzicht
van de eventuele slijtage van de isolatie van de wikkelingen. Bij nieuwe units bedraagt de
weerstand tussen motorklemmen en de aarding meer dan 100 Mohm.
Ingeval van grote afwijkingen in de gemeten waarden of uniforme metingen van minder dan 50
Mohm, moet u het motordeksel verwijderen en de wikkelingen inspecteren voordat u de unit
opstart. Uniforme metingen van minder dan 5 Mohm wijzen op een nakend motordefect; de
motor moet worden vervangen of gerepareerd. U kunt veel tijd en werk besparen (een systeem
schoonmaken na een uitgebrande motor is veel werk) door de motor te repareren voordat hij
helemaal defect is.
1.
Het stuurcircuit moet altijd van stroom voorzien zijn, behalve bij servicewerkzaamheden.
Als het stuurcircuit uitgeschakeld was en de olie koud is, moet u de olieverwarming
inschakelen en 24 uur wachten tot de verwarming het koelmiddel uit de olie heeft kunnen
verwijderen alvorens u de unit start.
2.
Controleer alle elektrische aansluitingen en draai ze vast.
3.
Breng de aftapplug weer aan in de pomp van de koeltoren als u ze had verwijderd toen u
de unit aan het eind van het vorige seizoen hebt uitgeschakeld.
4.
Installeer zekeringen in de circuitschakelaar (indien verwijderd).
5.
Sluit de waterleidingen weer aan en open het toevoerwater. Spoel de condensor uit en
controleer op lekken.
6.
Zie de handleiding OM CentrifMicro II alvorens het compressorcircuit van stroom te
voorzien.
Reparaties
Drukveiligheidsklep vervangen
De actuele condensorontwerpen zijn uitgerust met twee veiligheidskleppen die gescheiden zijn
door een 3-wegsklep (één set). Deze 3-wegsklep sluit één van beide veiligheidskleppen af,
maar nooit beide kleppen tegelijk. Volg de onderstaande procedures ingeval één van de
veiligheidskleppen in de set lekt:
•
Als de klep die het dichtst bij de klepsteel zit lekt, zet u de 3-wegsklep helemaal naar achter
zodat de poort van de lekkende drukveiligheidsklep wordt afgesloten. Verwijder en vervang
de defecte veiligheidsklep. De 3-wegsklep moet volledig naar voor of naar achter staan
voor normale werking. Als de klep die het verst van de klepsteel zit lekt, zet u de 3-
wegsklep helemaal naar voor en vervangt u de veiligheidsklep zoals hiervoor beschreven.
•
Het koelmiddel moet naar de condensor worden afgepompt voordat u de veiligheidsklep
van de verdamper kunt verwijderen.
Afpompen
Indien nodig om vorstschade aan de verdamper te voorkomen, pomp het systeem dan heel
voorzichtig af. Zorg bij het afpompen altijd voor maximale waterstroming door de koeler en de
condensor. Sluit alle kleppen op de vloeistoflijn om het systeem af te pompen. Start de
compressor met alle kleppen van de vloeistoflijn dicht en circulerend water. Stel de Microtech
II-controller in op handmatige belasting. De kleppen moeten open staan bij het afpompen om
een onregelmatige luchtlevering of andere problemen te voorkomen. Pomp de unit af tot de
MicroTech II-controller op ongeveer 20 psig wordt stilgelegd. Het is mogelijk dat de unit net
voor het uitschakelen een beperkte onregelmatige luchtlevering krijgt. Schakel in dat geval de
compressor onmiddellijk uit. Beëindig het afpompen met een draagbare condensatie-unit,
D – DDWSCDDWDC – 07/10 5 – NL
53