Setup met meerdere koelers
Bij de DWSC-koelers met enkelvoudige compressor en DWDC- en DWCC-koelers
met dubbele compressoren zijn de voornaamste besturingscomponenten in de fabriek
bedraad met een intern pLAN-netwerk zodat de componenten onderling kunnen
communiceren (binnen de koeler).
Bij toepassingen met meerdere koelers kunnen tot vier koelers (met enkelvoudige of
dubbele compressoren) onderling worden verbonden door dit interne pLAN-netwerk.
Een eenvoudige lokale RS485-bedrading voor onderlinge verbinding, de toevoeging
van accessoire communicatie-isolatiekaart(en) 485OPDR (Daikin onderdeelnr.
330276202) en enkele besturingsinstellingen voor de MicroTech II volstaan (zie
speciale DWCC-instructies op het eind van dit hoofdstuk). De 485OPDR-isolatiekaart
kan afzonderlijk of samen met de unit worden aangekocht, bij de installatie van de
koeler of erna. Vereist aantal: aantal koelers min één.
Setup van het pLAN
De MicroTech II pLAN RS485-bedrading moet vóór het opstarten door de installateur
worden geïnstalleerd. De opstarttechnicus van Daikin controleert de aansluitingen en
voert de vereiste instellingen van de instelpunten uit.
1. Zonder pLAN-verbindingen tussen koelers, schakel de besturingsvoeding van de
2. Met alle handmatige schakelaars op uit, schakel de besturingsvoeding voor elke
3. Controleer of de knooppunten juist zijn op elk OITS-Servicescherm.
4. Verbind de koelers met elkaar (pLAN-, RS485-bedrading) zoals aangegeven in
5. Controleer of de knooppunten juist zijn op elk OITS-Servicescherm.
34
koeler uit en stel de DIP-schakelaars in zoals aangegeven in Tabel 11.
koeler in en stel elk OITS-adres in (zie Opmerking 2 op pagina 36).
Afbeelding 16. De eerste koeler in de verbinding kan als Koeler A worden
aangeduid. De isolatiekaart is vastgemaakt op de DIN-rail naast de unitcontroller
van Koeler A. De isolatiekaart is met een afgeschermde verbindingsleiding in J10 in
de controller geplugd. De meeste koelers zijn al uitgerust met een universele
communicatiemodule (UCM) die de controller verbinden met het toucDHSCreen
dat al in J10 is geplugd. Als dit het geval is, plugt u de afgeschermde
verbindingsleiding van de isolatiemodule in de lege RJ11 pLAN-poort op de UCM.
Dit is hetzelfde als rechtstreeks in de unitcontroller pluggen.
Vervolgens is een onderlinge verbindingsbedrading tussen Koeler A en Koeler B
vereist.
Twee koelers: Als slechts twee koelers met elkaar moeten worden verbonden, wordt
Belden M9841 (RS 485 Spec kabel) bedraad van de 485OPDR-isolatiekaart (klem
A, B en C) op Koeler A naar de J11-poort op de unitcontroller van Koeler B. Op J11
wordt de afscherming aangesloten op GND, de blauw/witte draad op (+), en de
wit/blauwe draad op (-).
Merk op dat Koeler B geen isolatiekaart heeft. Voor de laatst te verbinden koeler (B
in dit geval) is geen isolatiekaart nodig.
Drie of meer koelers: Als drie of meer koelers moeten worden verbonden, wordt de
onderlinge verbindingsbedrading nog altijd op de J11-poort van Koeler B
uitgevoerd. De tweede koeler (Koeler B) moet uitgerust zijn met een 485OPDR-
isolatiekaart die in UCM pLAN-poort van Koeler B wordt geplugd. Koeler B ziet er
uit zoals Koeler A.
De bedrading van Koeler B naar Koeler C is dezelfde als die van A naar B. D.w.z.
Belden-kabel van A, B en C op de 485OPDR-kaart van B naar de L11-poort van
koeler C. Koeler C heeft geen 485OPDR-isolatiekaart.
Voor de onderlinge verbinding van vier koelers wordt de procedure herhaald naar de
vierde koeler.
D – DWSCDWDC – 07/10 5 – NL