Als losse stromingsschakelaars worden gebruikt, moeten in het bedieningspaneel van de unit
de elektrische aansluitingen worden uitgevoerd van de gemeenschappelijke T3-S-klem naar
klem CF voor de condensorschakelaar en van T3-S naar klem EF voor de
verdamperschakelaar. Zie Afbeelding 15, Lokaal bedradingsschema op pagina 32. De normaal
open contacten van de stromingsschakelaar moeten worden bedraad tussen de klemmen. De
kwaliteit van de contacten van de stromingsschakelaar moet geschikt zijn voor 24 V AC,
zwakstroom (16 mA). De kabel van de stromingsschakelaar moet in een afzonderlijke
mantelbuis lopen, en niet samen met hoogspanningsgeleiders (115 V AC en meer).
Tabel 1, Debietwaarden stromingsschakelaar
Leidingmaat
inch
1 1/4
(OPMERKING!
mm
32 (2)
)
gpm
5.8
Stromin
g
Min.
Lpm
1.3
regl.
gpm
3.7
Geen
stroming
Lpm
0.8
gpm
13.3
Stromin
g
Max.
Lpm
3.0
regl.
gpm
12.5
Geen
stroming
Lpm
2.8
OPMERKINGEN:
1. Een gesegmenteerde 3 inch schoep (1, 2 en 3 inch) is al geïnstalleerd, en een 6 inch schoep wordt los
meegeleverd (1 inch = 2,54 cm).
2. Debietwaarden voor een 2 inch schoep aangepast om in de leiding te passen.
3. Debietwaarden voor een 3 inch schoep aangepast om in de leiding te passen.
4. Debietwaarden voor een 3 inch schoep.
5. Debietwaarden voor een 6 inch schoep.
6. Geen gegevens voor leidingmaten boven 8 inch (20,3 cm). Een minimuminstelling van de
schakelaar moet bescherming bieden tegen het ontbreken van stroming en moet goed sluiten voordat
de ontwerpstroming wordt bereikt.
Voor meer beschermin kan een normaal open hulpcontact ook in serie met de
stromingsschakelaars worden bedraad in de pompstarters zoals te zien in Afbeelding 15,
Lokaal bedradingsschema op pagina 32.
Vorstgevaar: Noch de verdamper, noch de condensor zijn zelf-lozend;
beide moeten worden uitgeblazen om schade door vorst te voorkomen.
Op de leidingen moeten ook thermometers zijn geïnstalleerd aan de in- en uitlaataansluitingen
en ontluchtingskleppen op de hoge punten.
De waterafsluiters kunnen onderling worden verwisseld (eind voor eind) zodat de
wateraansluitingen aan beide uiteinden van de unit mogelijk zijn. Als u dit doet, moet u
nieuwe koppakkingen gebruiken en de bedieningssensoren verplaatsen.
Op plaatsen waar het geluid van de waterpomp voor problemen kan zorgen, worden trillings-
isolerende delen aanbevolen op de in- en uitlaat van de pomp. Gewoonlijk zijn
trillingsdempende delen op de waterleidingen van de condensorinlaat en -uitlaat niet nodig,
maar zij kunnen wel vereist zijn op plaatsen waar lawaai en trillingen heel belangrijk zijn.
D – DDWSCDDWDC – 07/10 5 – NL
1 1/2
2
2 1/2
3
38 (2)
51
63 (3)
76
7.5
13.7
18.0
27.5
1.7
3.1
4.1
6.2
5.0
9.5
12.5
19.0
1.1
2.2
2.8
4.3
19.2
29.0
34.5
53.0
4.4
6.6
7.8
12.0
18.0
27.0
32.0
50.0
4.1
6.1
7.3
11.4
LET OP
4
5
6
102 (4)
127 (4)
153 (4)
65.0
125.0
190.0
14.8
28.4
43.2
50.0
101.0
158.0
11.4
22.9
35.9
128.0
245.0
375.0
29.1
55.6
85.2
122.0
235.0
360.0
27.7
53.4
81.8
8
204 (5)
205.0
46.6
170.0
38.6
415.0
94.3
400.0
90.8
11