Bijlage: Menuopties – Overzicht
- Als u de camcorder uitzet, op ] drukt, de filmmodus wijzigt,
enzovoort.
- Als u videosnapshots of opnemen in slow of fast motion inschakelt.
- Als u het scherm 0
[Videokwaliteit] of [Opnamemedia] opent.
- Als u het scherm 2 (of 0
[— Geluidsscène], [R Faders] of [Ä Witbalans] opent.
- Als de camcorder niet meer kan opnemen, bijvoorbeeld doordat
het geheugen vol is of doordat het afdekplaatje van de
geheugenkaartsleuf openstaat.
[ä Niveau micro]: u kunt het audio-opnameniveau van de ingebouwde
microfoon instellen.
>
[2]
[ä Niveau micro]
om het geluidsniveau aan te passen
• Raak [m] aan om het geluidsniveau weer automatisch aan te laten
passen. Raak [Audioniveau] aan om zelfs tijdens automatische
aanpassing van het geluidsniveau de audioniveau-indicator
weer te geven.
• Stel het audio-opnameniveau zo in dat de audioniveaumeter alleen
af en toe rechts van de aanduiding -12 dB (geel gebied) komt.
• Als de audioniveaumeter het rode punt (0 dB) bereikt, raakt het geluid
mogelijk vervormd.
• Het is raadzaam om een koptelefoon (A 119) te gebruiken om het
geluidsniveau te controleren terwijl u het audio-opnameniveau instelt.
• Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de filmmodus is ingesteld
†, ƒ of '.
op
,
>
[3 Opname instellen]
>
[2 Hoofdfuncties])
>
[n] (handmatig)
237
>
[Filmindeling],
>
>
[Ï]/[Ð]
>
[X]