Bewerkingsfuncties
Raak het scherm aan om de afspeelknoppen weer te geven
>
[Ý]
[Bew.]
3
Breng de scène desgewenst naar een specifiek punt.
• De markering ´ geeft aan op welk punt de scène wordt gesneden.
• Op het scherm verschijnen afspeelknoppen (A 68).
Gebruik eventueel de speciale afspeelstanden (versneld
afspelen, beeldje voor beeldje vooruit/achteruit afspelen)
om het gewenste punt te lokaliseren.
4
Snijd de scène.
>
[Snijden]
of [Overschrijven]
• U kunt kiezen of u het gedeelte voor of na de markering ´ wilt
snijden en of u het resterende deel van de film als nieuwe scène
wilt opslaan (waarbij de oorspronkelijke scène bewaard blijft)
of de oorspronkelijke scène wilt overschrijven.
• Raak [Stop] aan als u de procedure wilt onderbreken terwijl
deze wordt uitgevoerd.
• De volgende soorten MP4-scènes kunt u mogelijk niet
goed bijsnijden.
- R Scènes die zijn gekopieerd vanaf het interne
geheugen naar een SDXC-geheugenkaart.
- Scenes die met een ander apparaat op een geheugenkaart
zijn opgenomen of gekopieerd.
>
[Snijden]
[Snijd begin af] of [Snijd einde af]
135
>
[Nieuw bestand]
>