Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Aansluiten Aan Het Voertuig; Voorwaarden; Voorbereiding Op Een Benzinemeting; Voorbereiding Op Een Dieselmeting - Bosch BEA 150 Handleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor BEA 150:
Inhoudsopgave

Advertenties

5.

Aansluiten aan het voertuig

5.1

Voorwaarden

De motor moet op bedrijfstemperatuur zijn, bijvoorbeeld
de olietemperatuur > 60 C of > 80 C
Starthulp
bij
carburateur-motoren
handmatig) moeten zijn uitgeschakeld
Het uitlaatsysteem moet gasdicht zijn
De afstelling van de motor moet conform de fabrieks-
specificaties zijn:
– Bij Benzinemotoren: Contacthoek, ontstekingstijdstip
en stationair toerental
– Bij Dieselmotoren: Stationair toerental, inspuitbegin,
brandstofhoeveelheid en afregeltoerental
Bij voertuigen met meerdere carburateurs moeten de
carburateurs met een synchroontester gesynchroniseerd
worden.
5.2

Voorbereiding op een Benzinemeting

 De opwarmtijd van de BEA bedraagt na het inschakelen
slechts 1 minuut. Tijdens dit opwarmen is het niet
mogelijk een meting uit te voeren. Aansluitend wordt er
een door de tester een systeemcontrole uitgevoerd en
pas daarna is de tester gebruiksklaar.
 Bij voertuigen die bijvoorbeeld door een kort uitlaat-
systeem zeer hete uitlaatgassen bij het uitlaateinde
hebben zou de normale uitlaatgassonde 1 680 790 049
kunnen smelten. In deze gevallen moet er een deellast-
sonde worden gebruikt met artikelnummer 1 680 790 052
(optioneel te bestellen).
1. Voor de uitlaatgasmeting moet gecontroleerd worden:
– Uitlaatgassonde (beschadigingen)
– Extern gastraject (slangen, beschadigingen)
– Condensfilters
– Groffilter in de uitlaatgasslang zo'n 30 cm na de uitlaat-
gassonde
– Fijnfilter
2. De oliepijlstok uit de motor nemen en vervangen door de
olietemperatuursensor. Hierbij is het belangrijk dat de
lengte van de olietemperatuursensor gelijk is aan die van
de pijlstok. Met de verplaatsbare conus kunt u de lengte
instellen en de conus vervolgens met de schuifveer
arreteren op de temperatuursensor. Als alternatief kan bij
G-kat voertuigen de temperatuur ook via de OBD-
diagnosestekker worden uitgelezen.
3. B– van de accukabel (B+/B–) ten alle tijden aansluiten
voorafgaand aan een meting.
4. De triggertang voor de toerentalmeting liefst zo in de
motorruimte plaatsen en klemmen dat deze zo ver
mogelijk van de andere bougiekabels verwijderd is.
 Bij uitlaatgasmetingen voor de katalysator moet tussen
de opnameplaats in de uitlaat van het voertuig en de
BEA een totale slanglengte gebruikt worden van 8 meter!
 Metingen aan voertuigen met 2-takt motoren moeten in
combinatie met een actief-koolfilter (1 687 432 025,
optie) worden uitgevoerd. Zie Toestelbeschrijving voor
meer informatie.
Aansluiten aan het voertuig | BEA 150 / BEA 250 / BEA 350 – V 2.20 NED | 9 | nl
5.3
(automatisch
of
1. Voor de uitlaatgasmeting moet gecontroleerd worden:
2. Indien beschikbaar de uitlaatgas-recirculatieslang (optie)
 Om foutieve metingen door de RTM 430 te vermijden mag
3. De oliepijlstok uit de motor nemen en vervangen door de
 Bij gebruik van een klemgever moet ten alle tijden ook de
4. Toerentalsensor monteren een aansluiten.
5. De uitlaatgassonde pas dan in de uitlaat steken:

Voorbereiding op een Dieselmeting

De opwarmtijd van de RTM 430 bedraagt na het
inschakelen ca. 4 minuut. Tijdens dit opwarmen is het
niet mogelijk een meting uit te voeren. Daarna is de
tester gebruiksklaar.
– Uitlaatgassonde (beschadigingen, verstopping)
– Extern gastraject (slangen, beschadigingen en
verstopping)
aan de RTM 430 bevestigen en met de afzuiginstallatie
verbinden. Indien gebruik wordt gemaakt van een Bosch
Nulemissie-unit EAS 300 of EAS 500 dient de RTM 430
hierop volgens de specificaties te zijn gemonteerd.
de zuigcapaciteit van de afzuiginstallatie de 20 m/s niet
overschrijden! Bij gebruik zonder Bosch Nulemissie-unit
mag alleen met een trechter worden afgezogen.
olietemperatuursensor. Hierbij is het belangrijk dat de
lengte van de olietemperatuursensor gelijk is aan die van
de pijlstok. Met de verplaatsbare conus kunt u de lengte
instellen en de conus vervolgens met de schuifveer
arreteren op de temperatuursensor. Als alternatief kan bij
Diesel-voertuigen de temperatuur ook via de OBD-
diagnosestekker worden uitgelezen.
massaklem B– van de klemgeverkabel aan voertuig-
massa worden aangesloten maar ook de accukabel
(B+/B–) ten alle tijden aansluiten voorafgaand aan een
meting.
– Na de opwarmfase van de RTM 430 en
– Na meerdere reinigingsgasstoten van een bedrijfs-
warme motor (niet voor Nederland).

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Bea 250Bea 350

Inhoudsopgave