2.
Veiligheidsvoorschriften
2.1
Netspanningen, Hoogspanningen
In het lichtnet net als in elektrische installaties
van voertuigen treden gevaarlijke spanningen
op. Bij het aanraken van delen die onder
spanning staan (bijv. de bobine) bestaat het
gevaar
van
beschadigde isolatie. Dit geldt zowel voor de
primaire als de secundaire zijde van de
ontsteking,
verbindingen, verlichtingssystemen (Litronic) als
bij het aansluiten van de tester aan het voertuig.
Veiligheidsmaatregelen:
Uitsluitend aansluiten aan goedgekeurde contactdozen
voorzien van randaarde.
Uitsluitend
de
bijgeleverde
netspanningkabel gebruiken.
Uitsluitend verlengsnoeren voorzien van randaarde
gebruiken.
Kabels met beschadigde isolatie vervangen.
Allereerst
het
lichtnet
inschakelen alvorens een voertuig wordt aangesloten.
Voor het inschakelen van het contact eerst de (B-) kabel
aan motormassa of batterij (B-) aansluiten.
Ingrepen aan de elektrische installatie van een voertuig
uitsluitend uitvoeren bij uitgeschakeld contact. Ingrepen
zijn bijv. het aansluiten van de tester, het vervangen van
ontstekingscomponenten,
componenten (bijv. dynamo) of het aansluiten van
componenten aan een testkast, enz.
Test- en afstelwerkzaamheden mogen uitsluitend bij
uitgeschakeld contact en stilstaande motor plaats-
vinden.
Bij test- en afstelwerkzaamheden met ingeschakeld
contact of draaiende motor geen spanningsvoerende
onderdelen aanraken. Dit geldt zowel voor alle aansluit-
kabels van de tester als de aansluitkabels van voertuig-
componenten.
Testaansluitingen uitsluitend middels goed passende
connectoren maken (bijv. Bosch testkabelkoffer of
voertuigspecifieke adapterkabels).
Teststekker-verbindingen zorgvuldig monteren en op een
solide verbinding controleren.
Voor het losnemen van de (B-) kabel van motormassa of
de batterij (B-), het contact uitschakelen.
Nooit de behuizing van de tester openen.
Veiligheidsvoorschriften | BEA 150 / BEA 250 / BEA 350 – V 2.20 NED | 5 | nl
spanningsoverslag
door
bij
kabelbomen
met
of
goedgekeurde
aansluiten
en
het
het
uitbouwen
2.2
Luchtwegaandoeningsgevaar
Bij
slangen gebruikt waarvan bij opwarming boven
de
250°C of in geval van brand een sterk bijtend
gas (fluorwaterstof) vrijkomt, dat verbranding
van de luchtwegen kan veroorzaken.
Gedragsregels:
een
Na het inademen direct een arts raadplegen!
Draag bij het verwijderen van verbrande restanten altijd
handschoenen van neopreen of PVC.
stekker-
Brandresten
verwijderen. Daarbij ontstaat niet giftig Calciumfluoride dat
eenvoudig kan worden weggespoeld.
Zuren en logen leiden op onbeschermde huid tot
ernstige brandwonden. fluorwaterstof vormt in
combinatie
Condensaat dat zich in de uitlaatgasslang en
de condensbeker bevindt is tevens zuurhoudend.
Gedragsregels:
toestel
Bij het vervangen van de O
mee houden dat de O
Bij het vervangen van de NO-sensor moet men er rekening
mee houden dat de NO-sensor zuren bevat.
Getroffen plaatsen op de huid onmiddellijk met schoon
water afspoelen en vervolgens een arts raadplegen!
De NO en O
van
zodanig gescheiden via de daarvoor geldende richtlijnen te
worden ingezameld.
Wanneer bij beschadiging van een LCD-display
kristalvloeistof is gelekt dient direct huidcontact en
inademen of doorslikken van deze vloeistof
pertinent te worden vermeden!
Gedragsregels:
Na het inademen of doorslikken direct een arts raad-
plegen!
Huid en kleding zorgvuldig met water en zeep wassen
wanneer deze met de vloeistof in aanraking is geweest.
Direct contact met uit batterijen en accu's
afkomstige vloeistoffen (elektrolyt) aan huid en
ogen vermijden.
Gedragsregels:
Plaatsen waar direct contact geweest is met elektrolyt
onmiddellijk met schoon water afspoelen en vervolgens
een arts raadplegen!
de
uitlaatgasmeting
worden
met
een
Calciumhydroxide
met
vocht
(water)
-sensor moet men er rekening
2
-sensor logen bevat.
2
-sensor is chemisch afval en dient als
2
uitlaatgas-
oplossing
vloeizuur.