Inhoudsopgave
Advertenties
6.4
Klemgever voor dieselvoertuigen
6.4.1
Veilige omgang met klemgevers
Bij gebruik van diesel-klemgevers is het van belang
(om beschadigingen van het folie aan de binnenkant van
de klemgever te voorkomen, daarmee uitval te vermijden
en levensduur te verhogen) goed met onderstaande
punten rekening te houden:
Klemgevers zijn slijtdelen!
De klemplaats moet glad, blank metaal zijn en mag geen
oneffenheden vertonen. Bij geïsoleerde leidingen eerst
de isolatie verwijderen.
De klemplaats moet liggen in een volkomen recht stuk
verstuiverleiding, de leiding kan daar ter plaatse met
schuurpapier voorzichtig worden schoongemaakt.
Gebruik uitsluitend klemgevers die dezelfde diameter
hebben als de verstuiverleiding. Bij een klemgever met
een te grote diameter is toerentalopname niet mogelijk.
Bij een klemgever met een te kleine diameter voor de
leiding
bestaat
de
beschadigd raakt.
De afstand tussen de klemgever en de dichtstbijzijnde
bocht moet tenminste 10 mm bedragen.
De klemgever mag na het vastklemmen met de klem-
beugel niet meer worden verplaatst of verdraaid.
De
klemgever
nooit
gereedschap proberen schoon te maken.
kans
dat
deze
onherstelbaar
met
schuurpapier
of
Toerentalmeting | BEA 150 / BEA 250 / BEA 350 – V 2.20 NED | 11 | nl
6.4.2
Aansluiten aan het voertuig
Sluit ten alle tijden bij toerentalmetingen met de
klemgever ook de massaklem van de accukabel B+/B–
aan de massa van de accu B– aan. Dit creëert een
gelijke potentiaal tijdens de toerentalmeting.
1.
Sluit de klemgeverkabel aan de BEA aan.
2.
Bepaal wat de diameter van de verstuiverleiding in het
voertuig is en kies de passende klemgever.
Gebruik uitsluitend klemgevers die dezelfde diameter
hebben als de verstuiverleiding.
Klemgevers zijn als toebehoren apart te bestellen.
3.
De klemgever aan de klemgeverkabel aansluiten.
4.
B– (zwarte klem) van de klemgeverkabel met voertuig-
massa verbinden.
ander
Fig.2:
Klemgever met klemgeverkabel
Na het bevestigen van de klemgever mag deze niet meer
verplaatst of verdraaid worden. De klemgever moet vrij,
d.w.z. zonder in contact te komen met andere delen
(kabels, motor e.d.) om de verstuiverleiding geklemd
worden.
5.
De klemgever op het gereinigde gedeelte van de leiding
volgens de afbeelding (Fig. 2) monteren. Daarbij moet
het leidingvlak (Fig. 2, A) evenwijdig lopen met het
aanligvlak van de klemgever (Fig.2, B).
Advertenties
Inhoudsopgave
