6.5
BDP-gever
Wanneer door de voertuigfabrikant een BDP-gever is
ingebouwd resp. er een uitsparing in het motorblok voor
de plaatsing van een werkplaats-BDP-gever voorhanden
is kan de toerentalmeting via deze gever plaatsvinden.
1. Sluit de merkspecifieke BDP-aansluitkabel aan de BEA
aan (zie Toestelbeschrijving).
2. Merkspecifieke BDP-aansluitkabel aan het voertuig
aansluiten.
3. BDP-merken aanbrengen.
4. Geef het aantal stiften of kerven aan en de posities van
de merktekens.
BEA herkent zelfstandig of er een BDP-geversysteem
met een stift of met een kerf aangeboden wordt.
6.6
OBD
In OBD-ondersteunde voertuigen wordt het toerental
opgenomen via de OBD-stekker in het voertuig in combinatie
met de OBD-module in de BEA (optie). Dit is de meest
betrouwbare en simpele manier van toerentalopname.
Sluit de OBD-kabel aan op de OBD-stekker in het
voertuig.
BEA herkent deze toerentalbron automatisch.
Er zijn bepaalde OBD-ondersteunde voertuigen waarin
– in tegenstelling tot de standaard – het toerental niet via
de OBD-stekker wordt aangeboden. In deze gevallen zult
u moeten terugvallen op een andere manier van
toerental meten.
Toerentalmeting | BEA 150 / BEA 250 / BEA 350 – V 2.20 NED | 12 | nl
6.7
Trillings- en geluidssignaal (BDM 300)
Met behulp van een toerentaladapter Bosch BDM 300 (of een
identiek apparaat van een ander merk) wordt een toerental
bepaald door een combisensor uit twee signaalbronnen:
Het trillen van de motor
Het geluid van de motor
6.7.1
Meetplaats
In de motorruimte van het voertuig zijn diverse boutkoppen,
vlakke plaatdelen (of zelfs de olie-aftapplug) die bruikbaar zijn
om er de combisensor van de BDM 300 met de magneetvoet
op te bevestigen. De combisensor moet bij motorfietsen in de
buurt van de motor maar niet perse aan de motor worden
bevestigd. Een vlakke bevestigingsplaats voor de magneet-
voet moet gegarandeerd zijn.
De toerentalmeting is het beste gewaarborgd als de motor-
trillingen niet door rubberen delen tussen de motor en de
bevestigingsplaats gedempt worden.
Wanneer bij stationair toerental de rode LED van de
BDM 300 en de magnetische combisensor na 10 sec.
nog steeds rood brandt moet u de combisensor op een
andere plaats op het motorblok bevestigen.
6.7.2
Aantal impulsen instellen
De triggertang van uw Bosch-tester (BEA) om de toerentallus
van de BDM 300 klemmen. U kunt in veel gevallen tevens
gebruik maken van een passende verbindingskabel tussen
uw BEA en de BDM 300. Wanneer er na het aansluiten een
niet-logisch toerental wordt afgebeeld kunt u dat veranderen
door het aantal impulsen te wijzigen tot het juiste toerental
verschijnt.