22
5.2.1.2
Wielsensor kalibreren
Voor het instellen van de afgifte en de berekening
van de bewerkte oppervlakte of voor berekening van
de rijsnelheid is het aantal impulsen nodig die door
het aangedreven wiel van de zaaimachine worden
afgegeven op een meettraject van 100 m.
De waarde Imp./100m is het aantal impulsen, die de
+
AMATRON
ontvangt van het aandrijfwiel van de
zaaimachine tijdens het afrijden van het meettraject.
Door slip van het aandrijfwiel tijdens het zaaien op
een andere soort grond (bijv. van zware klei naar
lichte grond) kan het aantal ontvangen impulsen
veranderen, waardoor zich ook de waarde
Imp./100m verandert.
Het kalibratiegetal "Imp./100m" mag
niet kleiner zijn dan 250, anders werkt
de AMATRON
Voor de invoer van Imp/100m zijn er 2
mogelijkheden:
•
De waarde is bekend (Fig. 29) en wordt
handmatig in de AMATRON
•
De waarde is onbekend en wordt het
afrijden van een meettraject van 100 m bere-
kend.
Kalibratiegetal berekenen door het afrijden van een
meettraject:
-
Op het veld een meettraject van exact 100 m
uitzetten. Begin - en eindpunt van het meettraject
markeren (Fig. 28).
-
Kaibreren starten.
-
Meettraject van begin tot eindpunt exact afrijden
(bij het wegrijden springt het telwerk op 0). Het
display geeft oplopend de ontvangen impulsen
aan.
-
Na 100 m stoppen. Op het display wordt nu het
verkregen aantal impulsen getoond.
-
Waarde Imp./100m bevestigen. Deze
waarde wordt in het geheugen van de
betreffende trekker opgeslagen.
-
Waarde Imp./100m wissen.
+
AMATRON
DB2030-4
In bedrijf nemen
+
niet naar behoren.
+
ingevoerd l.
07.06
De waarde Imp./100m moet worden vastgesteld:
-
voor het in bedrijfstellen
-
op wisselende grondsoorten (wielslip)
-
bij afwijking tussen de bij de afdraaiproef
berekende afgifte en de werkelijk gezaaide
hoeveelheid op het veld.
-
bij afwijking tussen de aangegeven en de
werkelijk gezaaide oppervlakte
De berekende waarde Imp./100m kan voor
handmatige invoer in de tabel (Fig. 29) worden
genoteerd, wanneer op een later tijdstip op hetzelfde
perceel moet worden gezaaid.
Fig. 27
Fig. 28