3
Selecteer [Use] met de knoppen V en v en druk op de
knop ENTER.
De instellingsitems voor de NTP-server verschijnen.
4
Configureer alle instellingen.
Selecteer een onderdeel met de knoppen V en v en
druk op de knop ENTER om het instellingenscherm
voor dat onderdeel weer te geven.
[Address]
Voer het adres in voor de NTP-server met het
toetsenbord op het scherm.
Raadpleeg "Gebruik van het toetsenbord op het
scherm" (pagina 31) voor meer informatie over het
gebruik van het toetsenbord op het scherm.
[Port No.]
Voer het poortnummer in met het toetsenbord op het
scherm.
De standaardinstelling is [123].
Raadpleeg "Gebruik van het toetsenbord op het
scherm" (pagina 31) voor meer informatie over het
gebruik van het toetsenbord op het scherm.
5
Selecteer een tabblad met de knoppen V , v , B , en b
om instellingen op andere tabbladen te configureren.
Wanneer de configuratie van [Network Settings] is
voltooid, selecteert u [Apply] met de knoppen V , v , B ,
en b en drukt u op de knop ENTER.
Initiële
gebruikersinstellingen
Configureren van waarden van initiële instellingen voor
opnamekwaliteit en opslagmedia.
De instellingen die hier worden geconfigureerd zullen
worden gebruikt als initiële standaardinstellingen voor het
opnemen.
1
In het scherm [System Admin Settings] selecteert u
[Initial User Settings] met de knoppen V , v , B , en b
en drukt u op de knop ENTER.
Het scherm [Initial User Settings] verschijnt.
2
Selecteer een tabblad met de knoppen B en b en
configureer de instellingen indien nodig.
Raadpleeg het volgende voor meer informatie over de
tabbladen.
"Tabblad [Quality]" (pagina 80)
"Tabblad [Save]" (pagina 80)
3
Na de configuratie selecteert u [Apply] met de
knoppen V , v , B en b en drukt u op de knop ENTER.
De configuraties worden opgeslagen en het scherm
[System Admin Settings] verschijnt opnieuw.
79