VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN►VOORDAT U HET APPARAAT GAAT GEBRUIKEN
Gebruikersauthenticatie in het AD-domein
De volgende methoden kunnen worden gebruikt voor de gebruikersauthenticatie in het AD-domein.
1. Authenticatie door het apparaat handmatig in te voeren
Voer de authenticatie uit via het aanraakscherm van het apparaat. Raadpleeg
GEBRUIKERSNAAM EN WACHTWOORD (pagina
Configureer de volgende instelling bij 'Instellingen (beheerder)'.
Schakel "Instellingen (beheerder)" → [Systeeminstellingen] → [Authenticatie-instellingen] → [Standaard- Instellingen] →
[Instelling van Card] → [IC-kaart gebruiken voor authenticatie] uit.
2. Aanmelden met een IC-kaart (snelle modus)
Gebruik de kaart-ID die in de IC-kaart is vastgelegd om de authenticatie van het AD-domein uit te voeren.
Als u de authenticatie voor de eerste keer uitvoert, moet u uw wachtwoord opgeven. Daarna kunt u de authenticatie met
alleen uw IC-kaart uitvoeren.
Als u uw wachtwoord op de Active Directory-server wijzigt, wordt uw huidige wachtwoord gereset en moet u het wachtwoord
opnieuw opgeven.
Configureer de volgende instellingen bij 'Instellingen (beheerder)'.
Schakel "Instellingen (beheerder)" → [Systeeminstellingen] → [Authenticatie-instellingen] → [Standaard- Instellingen] →
[Instelling van Card] → [IC-kaart gebruiken voor authenticatie] in.
Schakel "Instellingen (beheerder)" → [Systeeminstellingen] → [Authenticatie-instellingen] → [Standaard- Instellingen] →
[Gebruikersinformatie opslaan] → [Wachtwoord opslaan] in.
3. Aanmelden met een IC-kaart (beveiligingskaart)
Gebruik de kaart-ID die in de IC-kaart is vastgelegd om de authenticatie van het AD-domein uit te voeren.
U moet altijd uw wachtwoord opgeven als u de authenticatie uitvoert met een IC-kaart.
Schakel "Instellingen (beheerder)" → [Systeeminstellingen] → [Authenticatie-instellingen] → [Standaard- Instellingen] →
[Instelling van Card] → [IC-kaart gebruiken voor authenticatie] in.
Schakel "Instellingen (beheerder)" → [Systeeminstellingen] → [Authenticatie-instellingen] → [Standaard- Instellingen] →
[Gebruikersinformatie opslaan] → [Wachtwoord opslaan] uit.
• U kunt zowel AD-domeinauthenticatiegebruikers als gebruikers die op het apparaat zijn ingesteld gebruiken. In dit geval
wordt de bestemming van de authenticatie ingesteld als u zich aanmeldt.
• Als een AD-domeinauthenticatiegebruiker een taak reserveert en zich afmeldt voordat de taak is uitgevoerd, worden de
gebruikersgegevens tijdelijk in het apparaat opgeslagen en wordt de gereserveerde taak uitgevoerd.
1-33)' voor de authenticatiemethode.
1-60
'AUTHENTICATIE OP BASIS VAN