7.6.1
Instellen van de aandrijving in de snelle overbrenging
GBK / GNK / HR BAF0004.0 02.09
Moet de aandrijving in de snelle overbrenging worden gezet, open
dan het deksel (afb. 7.6.1/1) aan de zijkant van de aandrijving door
het losdraaien van de vleugelbouten en de beide vleugelmoeren (afb.
7.6.1/2).
Trek het onderste tandwiel (afb. 7.6.1/3) van de as en breng het
omgedraaid weer aan. Kan het tandwiel niet met de hand van de as
worden getrokken, beweeg de zaaias dan een beetje met behulp van
een tang zodat de aandrijving spanningsvrij wordt.
In de langzame overbrenging (afb. 7.6.1/1) grijpt het tandwiel in het
tandwiel erboven; in de snelle overbrenging (afb. 7.6.1/2) draait het
vrij mee. Na het omdraaien wordt het deksel weer gesloten.
Zaai bij voorkeur met de langzame overbrenging. Zet na het
zaaien met de snelle overbrenging de aandrijving van de
zaadbak weer in de langzame overbrenging.
Zaadbak
57