8 - WATERAANSLUITINGEN
Inwendig watersysteem met optionele dubbele pomp, buffertank en elektrische hulpweerstanden
Raadpleeg het schema in de paragraaf "Wateraansluitingen"
voor alle referentiepunten die in dit hoofdstuk worden
genoemd.
De waterpompen van de unitserie zijn zo gedimensioneerd dat
de hydromodule met alle mogelijke configuraties kan werken op
basis van de specifieke systeemcondities. D.w.z. voor
verscheidene temperatuurverschillen tussen waterintrede-
uittrede (T) bij vollast. Deze verschillen kunnen variëren tussen
3 en 10 K.
Dit vereiste temperatuurverschil tussen de waterintrede en
-uittrede is bepalend voor het nominale debiet van het systeem.
Gebruik de aangegeven specificatie bij het selecteren van de
unit voor het bepalen van de bedrijfscondities van het systeem.
Verzamel met name de gegevens die gebruikt worden voor de
regeling van het debiet van het systeem:
■ Units zonder hydromodule: het nominale drukverlies van de
unit. Voer de meting uit met manometers die (ter plekke) zijn
gemonteerd bij de intrede en uittrede van de unit (nr. 21).
■ Units met pompen met vast toerental: nominaal debiet. De
druk van de vloeistof wordt gemeten door opnemers die zijn
gemonteerd bij de ingang van de pomp en de uitgang van de
unit (nr. 7 en 10). De regelaars berekenen vervolgens het
debiet behorende bij dit drukverschil en geven het resultaat
weer op de gebruikersinterface. (zie bedieningshandleiding
van de unit).
■ Units met toerengeregelde pompen: regeling op basis van
een constant drukverschil tussen de ingang en uitgang van
de hydromodule. Hierbij blijft de optionele buffertankmodule
buiten beschouwing.
■ Units met toerengeregelde pompen: regeling op basis van
een constant temperatuurverschil gemeten tussen de ingang
en uitgang van de warmtewisselaar.
Als deze informatie niet beschikbaar is bij het in bedrijf stellen
van het systeem, neem dan contact met de technische
serviceafdeling die verantwoordelijk is voor het systeem om deze
informatie te krijgen.
Deze gegevens kunnen ook worden verkregen uit de technische
documentatie met gebruik van de capaciteitstabellen voor een
T van 5 K bij de verdamper of met het Carrier selectieprogramma
voor alle delta T condities anders dan 5 K temperatuurverschil,
binnen de bedrijfslimieten van 3 tot 10 K.
AQUACIAT™ LD/ILD
J
F
L
E
P
D
C
H
B
G
8.3 - Units zonder hydromodule
8.3.1 - Algemeen
Het nominale waterdebiet van het systeem wordt geregeld met
e e n i n r e g e l a f s l u i t e r ( l e v e r i n g d e r d e n ) w e l k e i n d e
wateruittredeleiding van het systeem moet worden gemonteerd
(item 19 in het principeschema). Met behulp van deze afsluiter
kan de weerstand in het systeem worden aangepast en zo het
ontwerpdebiet worden bereikt.
Omdat het totale drukverlies in het systeem niet exact bekend
is bij de inbedrijfstelling, moet het waterdebiet met de
inregelafsluiter bijgesteld worden om het specifieke debiet voor
het systeem te krijgen.
8.3.2 - Reinigingsmethode watercircuit
■ Open de afsluiter volledig (nr. 22).
■ Laat de pomp van het systeem draaien.
■ Bereken het drukverlies van de platenwarmtewisselaar door
het verschil te nemen tussen de uitlezingen van de manometer
op de waterintrede en uittrede van de unit (nr. 21).
■ Laat de pomp continu draaien gedurende 2 uur om het
watercircuit van het systeem te reinigen (aanwezigheid van
vaste ongerechtigheden).
■ Herhaal de aflezing.
■ Vergelijk deze waarde met de oorspronkelijke waarde. Als het
drukverlies kleiner is geworden, dan betekent dit dat het
gaasfilter moet worden verwijderd en gereinigd. Sluit in dit
geval de afsluiters bij de waterintrede en -uittrede (nr. 19), tap
de watersectie van de unit (nr. 6) af en verwijder en reinig
daarna de filters (nr. 20 en 1).
■ Ontlucht het circuit (nr. 5 en 17).
■ Herhaal deze procedure indien nodig, om er zeker van te zijn
dat er geen vuil meer aanwezig is in het filter.
NL-30
8