Acculampje
Het acculampje is AAN wanneer de contactsleutel in
de stand LOPEN of VERLICHTING staat en de
accuspanning lager dan 12,1 V of hoger dan 15,0 V
is. Als het lampje bij een hoog toerental oplicht, moet
u de accu en de elektrische installatie laten
controleren en het probleem laten verhelpen.
Controlelampje "werktuig-in-achteruit"
Het controlelampje "werktuig-in-achteruit" licht op
wanneer de keuzeschakelaar wordt gebruikt om de
beveiliging "werktuig-in-achteruit" op te heffen. Het
lampje wijst u erop dat de beveiliging opgeheven is.
Het lampje dooft als de aftakas wordt uitgeschakeld
of de motor wordt gestopt. Als het lampje brandt,
moet u achterom kijken en extra voorzichtig zijn
bij achteruit rijden. Let met name op kinderen en
dieren.
Motoroliedruklampje
Wanneer het motoroliedruklampje AAN is, geeft dit
aan dat de motoroliedruk te laag is. Nadat de motor
aangeslagen is, moet het lampje doven. Als de motor
loopt, gaat het lampje AAN als de oliedruk onder een
veilig bedrijfsniveau komt. Als het lampje gaat
branden terwijl de motor loopt, moet u de motor
direct stoppen en de oorzaak van de te lage
oliedruk verhelpen.
Cruise Control-lampje
Het Cruise Control-lampje geeft aan dat het Cruise
Control-systeem geactiveerd is.
Motorolietemperatuurmeter
Deze meter geeft de temperatuur van de motorolie
aan. Als de wijzer in het rode gebied komt, schakelt u
de aftakas uit en laat u de motor stationair draaien om
hem af te laten koelen.
Als de meter geen temperatuurdaling laat zien, de
motor direct stoppen, luchtinlaatroosters
schoonmaken, en/of de oorzaak van de te hoge
temperatuur verhelpen.
Brandstofvoorraadmeter
Deze meter geeft de resterende hoeveelheid brandstof
in de tank aan.
Bedrijfsurenteller
De bedrijfsurenteller (fig. 10) registreert het aantal
uren dat de motor heeft gelopen. Gebruik deze
informatie om de onderhoudsintervallen te bepalen.
Vooruit en achteruit rijden
1.
Stop de tractor.
Belangrijk: Nooit de transmissie schakelen
terwijl de tractor in beweging is. Dit
kan leiden tot beschadiging van de
transmissie.
Belangrijk: De schakelhendel nooit forceren.
Licht indrukken van het rijpedaal
tijdens het schakelen kan het
schakelen vereenvoudigen.
2.
Met de hendel Hoog/Laag schakelt u de
rijsnelheid in hoog "H" of laag "L" (fig. 10).
Gebruik Laag voor het beste maaiwerk en goede
Gebruiksaanwijzing
25