Gebruiksaanwijzing
5.
Trap het rempedaal helemaal in en stel de
parkeerrem in werking. Druk de
aftakasschakelaar omlaag in de stand UIT en
start de motor. Trek de aftakasschakelaar
omhoog in de stand AAN. Kom iets omhoog uit
de stoel; de motor moet nu stoppen.
6.
Met de parkeerrem gelost, draait u de
contactsleutel op RUN (lopen) zonder de motor
te starten. Trek de aftakasknop in de stand AAN.
U moet een duidelijke "klik" horen, die aangeeft
dat de aftakas ingeschakeld is en het
aftakaslampje moet oplichten. Beweeg het
rijpedaal in achteruit. U moet een duidelijke
"klik" horen, die aangeeft dat de aftakas
uitgeschakeld is en het aftakaslampje moet
doven.
7.
Met de parkeerrem gelost, draait u de
contactsleutel op RUN (lopen) zonder de motor
te starten. Trek de aftakasknop in de stand AAN.
Draai de sleutel van de keuzeschakelaar om en
laat hem los. Het lampje "werktuig-in-achteruit"
moet oplichten. Beweeg het rijpedaal in
achteruit. Het aftakaslampje en het lampje
"werktuig-in-achteruit" op het indicatiepaneel
moeten blijven branden. Druk de aftakasknop op
UIT. Het aftakaslampje en het lampje
"werktuig-in-achteruit" moeten doven.
24
Instrumenten en
indicatielampjes
De indicatielampjes (fig. 17) lichten op wanneer
bepaalde bedieningsorganen geactiveerd worden of
belangrijke storingen optreden die directe aandacht
vereisen.
1
2
3
7
Figuur 17
1. Parkeerremlampje
2. Aftakaslampje
3. Acculampje
4. Controlelampje
"werktuig-in-achteruit"
Parkeerremlampje
Als het parkeerremlampje AAN is, geeft dit aan dat
de parkeerrem in werking is gesteld. De machine rijdt
niet wanneer de parkeerrem in werking is gesteld.
Aftakaslampje
Als het aftakaslampje AAN is, geeft dit aan dat het
werktuig wordt aangedreven. De aftakaskoppeling
moet worden uitgeschakeld voordat de motor kan
worden gestart.
4
5
6
8
m-3317
5. Motoroliedruklampje
6. Cruise Control-lampje
7. Motorolietemperatuurmeter
8. Brandstofvoorraadmeter