Machine aan- en afkoppelen
4. Borg de topstangenpennen (Afb. 48) met
behulp van de veerbelaste, automatisch
werkende borgpal tegen onbedoeld
losraken.
74
WAARSCHUWING
Gevaar voor uitval van de energietoevoer tussen tractor en
machine als gevolg van beschadigde voedingskabels!
Let bij het aansluiten van de voedingskabels op het verloop van de
voedingskabels. De voedingskabels
moeten bij alle bewegingen van de aangekoppelde machine
•
soepel meedraaien zonder spanning, knikken of wrijving.
•
mogen niet langs onderdelen schuren.
1. Beveilig de machine tegen onbedoeld wegrollen, wanneer de
machine is voorzien van een transportinrichting, zie hiertoe het
hoofdstuk "Transport- en parkeerinrichting", blz. 59.
2. Controleer de machine bij het aankoppelen grondig op zichtbare
gebreken. Neem hierbij de informatie in het hoofdstuk
"Verplichtingen van de chauffeur", blz. 9 in acht.
3. Bevestig de kogelkoppelingen met de topstang- en
trekstangbouten in de koppelingspunten van het driepunts-
aanbouwframe.
Waardeer de cat. II bouten van de topstang en trekstang van de
machine met de reductiehulzen op tot cat. III, als uw tractor een
driepuntshydraulica van cat. III heeft.
Afb. 48
5. Borg de trekstangpennen met behulp van de lunspennen tegen
onbedoeld losraken. Zie hiervoor hoofdstuk "Driepunts-
aanbouwframe" vanaf blz. 55.
6. Stuur personen weg uit de gevarenzone tussen tractor en
machine voordat u naar de machine rijdt.
7. Koppel vervolgens de cardanas en de voedingskabels, voordat
u de machine aan de tractor koppelt, als volgt aan de tractor:
7.1 Rij de tractor zodanig naar de machine, dat er vrije ruimte
(ca. 25 cm) tussen tractor en machine blijft.
7.2 Beveilig de tractor tegen onbedoeld starten en wegrollen.
Zie hiertoe het hoofdstuk "Tractor tegen onbedoeld starten
en wegrollen beveiligen", vanaf blz. 71.
7.3 Controleer of de aftakas van de tractor is uitgeschakeld.
7.4 Koppel de cardanas aan, zie hiertoe het hoofdstuk
"Cardanas aankoppelen", vanaf blz. 50.
ZA-M BAG0233.3 09.22