Stereometingstypen
In dit gedeelte wordt specifiek de plaatsing van de cursors besproken voor elk type stereometing.
Beschrijving:
Lineair
(punt-tot-punt)
Cursorplaatsing:
Plaats beide cursors
Opmerking: Als Auto Repeat wordt ingeschakeld, wordt het eerder
geselecteerde metingstype herhaald.
Beschrijving:
Loodrechte
afstand van
een punt tot
een lijn
Cursorplaatsing:
Plaats de eerste twee cursors
om een referentielijn te
definiëren. Plaats de derde
cursor op de loodrechte
afstand die u wilt meten
Beschrijving:
Loodrechte
afstand tussen
een oppervlak en
een punt erboven
of eronder.
Wordt gebruikt om
veranderingen ten gevolge van
slijtage, verkeerde uitlijning en
andere oorzaken te beoordelen.
Negatieve metingen geven aan
dat het punt onder het vlak ligt.
Positieve metingen geven aan
dat het boven het vlak ligt
Cursorplaatsing:
Plaats de eerste drie cursors
om een referentievlak te
definiëren. Plaats de vierde
cursor op de loodrechte
afstand die u wilt meten.
Opmerking: Dieptemetingen
die worden uitgevoerd bij een
lage nauwkeurigheidsindex
zijn bijzonder gevoelig
voor de positie van de
overeenkomende cursor. Als de
nauwkeurigheidsindex laag is,
kunt u deze verhogen door de
sondetip dichterbij te brengen.
Als u de nauwkeurigheidsindex
niet kunt verhogen, plaatst
u de cursors zo dat ze een
hoge overeenkomststerkte
opleveren, en controleert
u de nauwkeurigheid.
Beschrijving:
Hiermee wordt
het oppervlak
van meerdere
cursors bedoeld dat rond
een element of indicatie is
geplaatst.
Cursorplaatsing:
Plaats drie of meer cursors
(maximaal 24) rond de rand
van het gebied dat u wilt
meten.
Selecteer wanneer u
klaar bent Gereed of druk
tweemaal op
.
Het gebied wordt gesloten.
Beschrijving:
Dit is de lengte
van een niet-
lineair element
of een niet-lineaire indicatie.
Cursorplaatsing:
Plaats twee of meer
meetcursors (maximaal 24)
om segmenten te maken
langs het element.
Selecteer wanneer u
klaar bent Gereed of druk
tweemaal op
.
De lijn is afgewerkt.
81