3D-metingen uitvoeren (Voorbeeld (diepteprofiel)
Opmerking: Hoewel de volgende procedure geldt voor een
diepteprofielmeting, kunt u de procedure en het gedeelte
3D-metingen
raadplegen voor andere typen.
1
– Om een diepteprofielmeting te creëren, plaatst u de eerste en tweede
cursor op platte oppervlakken op hetzelfde vlak aan tegenoverliggende
zijden van het relevante gebied.
2
– Met het gepatenteerde zoomvenster kan de actieve cursor precies
worden geplaatst. Tik op de randen van het venster (of tik op de cursor en
bestuur vervolgens met de joystick) om de positie van de actieve cursor
aan te passen.
Klik hier voor meer informatie over het in- of uitschakelen
van het zoomvenster.
3
– Gebruik deze optie om te kiezen uit de beschikbare weergaven.
Klik hier voor meer informatie over weergaven.
Opmerking: De weergave van het diepteprofiel (die in het volgende
gedeelte wordt beschreven) is alleen beschikbaar als de actieve meting
een diepteprofielmeting is.
Opmerking: Metingen kunnen worden uitgevoerd als om het even welke
beeldweergave is geselecteerd. De 3D-coördinaten die worden gebruikt
voor de meting en die worden getoond in de point cloud-weergave worden
echter altijd berekend met het normale beeld.
4
– Met de point cloud-weergave, die hieronder is beschreven, kan de
gebruiker het ruisniveau in verhouding tot de indicatiegrootte beoordelen,
en tegelijkertijd verifiëren of de cursors en profielen goed zijn geplaatst voor
de gewenste meting. Kies tussen meetbeeld en volledig beeld om alleen
het gebied rond de actieve meting ofwel het volledige beeld weer te geven.
5
– Wanneer een point cloud wordt weergegeven en actief is, wordt bij
het inschakelen van de dieptekaart gebruik gemaakt van een kleur om
de diepte van een indicatie bij benadering uit te drukken.
Opmerking: Wanneer volledig beeld is geselecteerd, verschijnen alle
metingen in de point cloud-weergave en geven de kleuren op de dieptekaart
de tip-tot-doelwit afstand aan. Wanneer meetbeeld wordt geselecteerd,
wordt alleen de actieve meting weergegeven, en geven de kleuren op de
dieptekaart de afstanden aan ten opzichte van het metingsreferentievlak.
6
– Wanneer een point cloud-weergave wordt weergegeven, kunt u één
vinger over het aanraakscherm slepen (of de joystick gebruiken) om het
beeld in drie dimensies te draaien. U kunt ook twee vingers op het scherm
plaatsen en ze tegelijk bewegen om het beeld te verplaatsen of te roteren in
het vlak waarin het wordt weergegeven. Selecteer Reset om de verplaatste
point cloud-weergave terug te brengen naar de oorspronkelijke positie.
7
– De diepteprofielweergave is pas beschikbaar nadat een diepteprofielmeting
is uitgevoerd. Deze weergave biedt een dwarsdoorsnede waarbij de lijn die
de twee referentiecursors verbindt dienst doet als een splitsingslijn.
Typen
71