Instellingen beeldtransformatie
Deze instellingen, die worden geopend door het menu Beeld te selecteren, wijzigen
het uitzicht van live-beelden. (sommige van deze instellingen hebben ook een
invloed op stilgezette of opgeroepen beelden.) De aan deze twaalf toegewezen
transformatie-instellingen toegewezen waarden kunnen worden opgeslagen als
een voorinstelling met de naam van de gebruiker. Wanneer een voorinstelling
wordt opgeroepen, worden alle transformatie-instellingen terug ingesteld op deze
toegewezen waarden.
(Klik hier voor meer informatie over werken met vooringestelde
beeldtransformatie-instellingen)
1
– Tik tweemaal op deze schakelaar om de softkey-balk te verbergen of weer te geven.
2
– Tik op deze toets om te schakelen tussen de bovenste en onderste rij van
de softkey-balk.
3
– Tik op de knop Image (Beeld) op het scherm of druk op de overeenkomstige
toets om het menu Image (Beeld) weer te geven.
4
– Tik op het pictogram Helderheid om het weergegeven beeld aan te passen.
De afgebeelde afstelbalk wordt dan weergegeven – u kunt deze naar links of naar
rechts slepen. U kunt de helderheid van live, stilgezette en opgeroepen beelden en
van opgenomen video afstellen. Het helderheidsniveau dat is geselecteerd wanneer
een beeld wordt opgeslagen blijft behouden wanneer het beeld wordt opgeroepen.
Opmerking: Bij het bekijken van live-beelden staat het afstellen van de helderheid
gelijk met het regelen van de blootstellingstijd, de cameraversterking en de lichtuitvoer
bij lagere instellingen. Bij het bekijken van live-beelden of opgenomen video staat het
afstellen van de helderheid gelijk met het regelen van de digitale versterking.
5
– Tik op Dark Boost (Donker opstarten), een verwerkingsfunctie voor live-video die
donkere gebieden in scènes digitaal verheldert met heldere voorgrondoppervlakken
of schittering, zonder overdreven belichting of vermindering van het contrast van
meer uniforme scènes. Zodra ze is ingeschakeld, verschijnt
6
– Tik om de Adaptive Noise Reduction (ANR) in of uit te schakelen. ANR werkt
om de hoeveelheid ruis (die zichtbaar is als een korrelig beeld) te verminderen
wanneer de sonde in een donker gebied is geplaatst. De ANR-instelling (AAN of UIT)
is alleen toepasselijk voor live-video. ANR wordt automatisch toegepast om ruis
te verminderen in alle stilgezette en opgeroepen beelden, zelfs wanneer de ANR-
instelling op UIT staat. Zodra ze is ingeschakeld, verschijnt
Opmerking: Houd de sonde stil wanneer u een beeld vastlegt. De ruis neemt
toe als de sonde beweegt.
boven op het scherm.
boven op het scherm.
49