Inhoudsopgave
Advertenties
Een overzicht van de zones die zijn gekoppeld aan sensornamen, wordt weergegeven in
de onderstaande tabel:
Compartiment 1
Compartiment 2
Compartiment 3
Compartiment 4
Compartiment 5
Compartiment 6
Compartiment 7
Compartiment 8
Compartiment 9
Compartiment 10
Compartiment 11
Compartiment 12
Om de temperatuur in een bepaalde zone te kalibreren, zoekt u de corresponderende
sensornaam op en past u deze aan volgens de meting die is uitgevoerd met een zeer
nauwkeurige thermometer.
Temperatuurkalibratie wordt gedaan door de Tx aan te passen (waarbij x het
sensornummer is) volgens de meting die ter plaatse is uitgevoerd die relevant is
voor de plaatsing van de schaal.
Geef na het aanpassen van de temperatuur ten minste 15 minuten de tijd om
de temperatuur te stabiliseren, gebruik de thermometer om de juiste temperatuur
op elke zone te controleren.
Wees voorzichtig bij het wijzigen van de kalibratie-instellingen – zorg ervoor dat alleen
de gewijzigde waarde overeenkomt met waar de meting is gedaan. Geef het systeem enige
tijd om zich aan te passen.
Er is geen crossover-verwarming tussen de 12 compartimenten: Dit is een
unieke eigenschap van de MIRI
temperatuur van het deksel heeft echter invloed op de bodemtemperatuur in een
compartiment. De delta-T moet altijd 0,2 °C zijn. Dus als de bodemtemperatuur
37,0 °C is, moet het deksel 37,2 °C zijn.
MIRI
II-12 IVF incubatoren met meerdere kamers gebruikershandleiding rev. 4.0
®
Tabel 15.1 Zones die zijn gekoppeld aan sensoren
Zone
Bodem
II-12 IVF incubator met meerdere kamers. De
®
Deksel
T1
T7
T2
T8
T3
T9
T4
T10
T5
T11
T6
T12
T13
T19
T14
T20
T15
T21
T16
T22
T17
T23
T18
T24
40
Advertenties
Inhoudsopgave
