Gebruik
Fosforplaatje verwijderen en voor een nieuwe
❯
NL
röntgenbeeld voorbereiden.
11.3
Beeldgegevens uitlezen via
het aanraakscherm van het
apparaat
Opslagfoliescanner starten
Voor het uitlezen van de beeldgegevens via het
aanraakscherm is geen computerverbinding
nodig. De beeldgegevens worden lokaal op de
geheugenkaart opgeslagen. Voor de overdracht
van de beeldgegevens naar de imaging-software
moet het apparaat weer met een computer
worden verbonden.
Er zijn twee mogelijkheden voor het uitlezen via
het aanraakscherm:
Scannen:
Voor het inlezen van het beeld worden
patiëntgegevens en opname-
instellingen voor het beeld
geregistreerd en met beeldgegevens
opgeslagen.
Wanneer geen patiëntgegevens en
opname-instellingen worden
opgegeven, wordt het beeld in een
map opgeslagen, met vermelding van
de datum en de tijd.
Snelscannen:
De beeldgegevens worden zonder
extra informatie in een map
36
opgeslagen, met vermelding van de
datum en de tijd.
Met Hulp op het aanraakscherm kan
extra informatie over het bedienen van het
apparaat op het aanraakscherm worden
opgeroepen.
Voorwaarde:
ü geheugenkaart (SDHC, max. 32 GB) in de
gleuf van het apparaat geplaatst.
Op
drukken, om het apparaat in te
❯
schakelen.
Scannen starten:
Op het aanraakscherm op Scannen drukken.
❯
Patiëntgegevens invoeren.
❯
Opname-instellingen en scanmodus
❯
selecteren.
Op het aanraakscherm verschijnt een
animatie en u wordt gevraagd om de
opslagfolie toe te voeren.
Opslagfolie pas toevoeren wanneer
de balk van de animatie groen is.
Afb. 3: Voorbeeld van een animatie, die om
de toevoer van opslagfolie vraagt
Snelscannen starten:
Op het aanraakscherm op Snelscannen
❯
drukken.
2142100002L14 1908V007