3.4.
Gevaar voor botsingen
Pas de rijsnelheid zo aan dat deze veilig is met betrekking tot de omstandigheden op de grond.
-
Houd er bij het bedienen van de hefinrichting rekening mee dat het zicht mogelijk beperkt is
-
De bediener moet alle regelgeving volgen met betrekking tot het gebruik van
-
veiligheidsuitrusting op de werkplek
Zorg ervoor dat er geen hooggeplaatste obstakels zijn op de werkplek die het heffen van het
-
platform onmogelijk kunnen maken, of voorwerpen die een botsing kunnen veroorzaken
Gebruik deze hoogwerker niet in het werkgebied van een andere hoge hefinrichting of
-
soortgelijke apparatuur die in beweging is, tenzij deze hefapparatuur is vastgezet, zodat er
geen gevaar voor botsingen bestaat
Let op het gevaar voor beknelling wanneer u de reling van het platform vasthoudt tijdens een
-
potentiële botsing
Let bij het bedienen van de lift op beperkt zicht en gevaar voor beklemming.
-
3.5.
Gevaar voor elektrocutie
Deze machine is niet geïsoleerd tegen spanning of beveiligd tegen contact met
-
spanningvoerende delen
Raak de machine niet aan als deze in contact komt met een spanningvoerende
-
elektriciteitsleiding
Personen op het platform of op de grond mogen de machine niet aanraken of bedienen totdat
-
de spanning van de elektriciteitsleiding is afgehaald
Het is verboden tijdens lasreparaties delen van deze hoogwerker te gebruiken als
-
aardingsgeleider
Gebruik deze hoogwerker niet tijdens onweer of bij harde wind
-
Houd afstand tot elektriciteitsleidingen en houd daarbij rekening met de bewegingen van het
-
platform en van de elektriciteitsleiding en met harde windstoten en windvlagen.
De minimale veilige afstanden tot bovengrondse leidingen worden weergegeven in de volgende
tabel. De afstanden voor de meest voorkomende spanningen in bovengrondse leidingen zijn als
volgt gebruik deze veiligheidsafstanden als er geen nationale of plaatselijke regelgeving
beschikbaar is:
SPANNING
0-1000 V
1-45 kV
110 kV
220 kV
400 kV
3.6.
Brand-/explosiegevaar
Het is niet toegestaan de machine te starten op een plaats waar LPG, benzine, oplosmiddel of
-
andere brandbare stoffen te ruiken zijn
Vul geen brandstof bij wanneer de motor draait of heet is
-
Laad de accu alleen op plaatsen op waar voldoende ventilatie is, zonder open vuur en zonder
-
werkzaamheden die vonken kunnen veroorzaken (bijv. lassen).
MIN. AFSTAND
2 m
3 m
5 m
5 m
5 m
14